MZ pijn en medicatie

Pijn
1 / 22
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 2

This lesson contains 22 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Pijn

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Pijngedrag

  • Pijndrempel, hoe lang het duurt voordat men pijn ervaart. 

  • Pijntolerantie, of men de pijn kan verdragen. Wordt beïnvloed door: 
    geslacht, leeftijd, verleden, sociale oriëntatie       (persoonlijkheid), verdovende middelen en cultuur 

Slide 2 - Slide

nociceptie
Nociceptie of pijnzin is het vermogen van een organisme om weefselbeschadiging of dreigende weefselbeschadiging waar te nemen. Het woord nociceptie komt van het latijnse woord nocere (schaden, kwetsen). Waarnemen met dit zintuig heet pijn voelen. 

Pijn bestaat uit twee dingen: de pijnreactie en de pijngewaarwording. De pijnreactie is bijvoorbeeld het terugtrekken van de hand bij verbranding. Maar de pijngewaarwording – hoeveel pijn iemand ervaart – is subjectief.” De pijngewaarwording is sterk afhankelijk van psychologische factoren.3 okt 2016
Pijnbeleving

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Soorten pijn
  • Acute pijn
Wanneer een weefsel beschadigt en als gevolg daarvan direct pijn optreedt,

  • Chronische pijn
Naast weefselschade spelen hier ook andere lichamelijke en psychische factoren een rol en houd deze pijn langer aan.  (langer dan 3 - 6 maanden) 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Nociceptieve pijn 
Treed op bij weefsel schade
  • Somatische pijn:
Weefselschade van de huid, spieren en botten. Wordt ervaren als een constante, klagende, kloppende stekende of zeurende pijn. Locatie kan goed aangegeven worden.
  • Viscerale pijn:
Weefselschade aan organen, vaak aanvalsgewijs. Locatie moeilijk aan te geven. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Referred pain
Vertaling; doorgestuurde of gerefereerde pijn

Pijn die op een andere plaats gevoeld wordt dan waar de pijn eigenlijk vandaan komt.
Afkomstig van organen in de borst of buik, en wordt elders in het lichaam gevoeld. 

Oorzaak; 
gevoelszenuwen van huid en organen komen samen in hetzelfde ruggenmergsegment 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Neuropathische pijn
Ook bekend als zenuwpijn, wordt veroorzaakt door beschadiging van de zenuwen. Hierdoor ontstaan pijnprikkels die geen functie hebben. 

Vaak ervaren als:
  • Brandend
  • Elektrisch 
  • Vaak chronisch
  • Moeilijk te behandelen

Slide 7 - Slide

• Primaire pijnstillers hebben vaak geen effect
• Antidepressiva of anti-epileptica
• Remmende werking op het zenuwstelsel
• Pijn die moeilijk te behandelen is.

Fantoompijn
Pijn in een ledemaat dat is geamputeerd of nooit heeft bestaan

Vaak ervaren als:
  • Tintelend
  • Brandend

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Behandeling van PIJN 
  • Medicamenteuze behandeling 
        Verschillende soorten medicatie voor verschillende soorten pijn

  • Niet-medicamenteuze behandeling
        Informeren en geruststellen bijv: immobiliseren 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Pijn Meten

Slide 10 - Slide

Pijn wordt meestal veroorzaakt door een weefselbeschadiging in het lichaam, waardoor een lokale ontstekingsreactie optreedt. Vervolgens ontstaan er stofjes die via de pijnreceptoren op de zenuwuiteinden een pijnprikkel naar de hersenen sturen. Dit wordt herkend als pijn.
Hoe pijnprikkels worden ervaren, verschilt per persoon. Pijnbeleving wordt beïnvloed door psychische, sociale en culturele factoren. Dit kan ook positief werken: een kus van mama op een geschaafde knie doet wonderen. Ook pijnstillers zelf kennen
Trap van pijnmedicatie  

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Werking van pijnstillers 
1. Weg van de pijnprikkel door de zenuwbanen wordt gedempt of onderbroken.

 
2. Inwerking op het centraal zenuwstelsel door pijnreceptoren te blokkeren.

Slide 12 - Slide

Pijnstillers nemen de pijnprikkel weg.
Dit zijn zogenaamde NSAID’s, zoals ibuprofen of acetylsalicylzuur (aspirine).
Pijnstillers komen in het bloed terecht en zoeken zelf hun weg.
Pijn medicatie werkt dus op het zenuwstelsel. Er zijn ook pijnstillers die daarnaast de ontsteking remmen die de pijn veroorzaakt. 
Ontstekingsremmers remmen ook de vorming van zogenaamde prostaglandines, waardoor behalve de pijnprikkel ook de ontstekingsreactie wordt verminderd. Als er bij de ontsteking ook een infectie ontstaat, komen er prostaglandines vrij in de thermostaat van de hersenen en treedt er koorts op. Ook hierbij zijn de ontstekingsremmers effectief die helpen de koorts te verlagen.
De werking van paracetamol is nog steeds niet helemaal duidelijk. Waarschijnlijk remt paracetamol de vorming van prostaglandines in de hersenen, waardoor de pijnprikkels verminderen. Waar de pijn in het lichaam precies vandaan komt, maakt voor paracetamol niet uit.
 Er bestaat ook een placebo-effect. Alleen al het slikken van de pil, kan de pijn verminderen.
Paracetamol 
• Eerste stap bij acute en chronische pijn
• Bestrijdt pijn en werkt koortsverlagend
• Weinig bijwerkingen bij normaal gebruik
• Tablet, zetpil en drank
• Geschikt voor langdurig gebruik
• Vrij verkrijgbaar
• Niet te verwarren met aspirine
• Werking niet precies duidelijk; hypothese is dat PCM mogelijk de zenuwbanen die een rolspelen bij pijn beïnvloeden.

Slide 13 - Slide

Aspirine werkt koortsverlagend, ontstekingsremmend en pijnstillend. Daarnaast heeft het in lage dosering een anti-bloedstollingseffect.
 Paracetamol werkt niet ontstekingsremmend en heeft alleen een koortsverlagende en pijnstillende werking. Paracetamol is een veilig geneesmiddel en eerste keuze bij pijn.
NSAID'S
• niet op steroïden gebaseerde ontstekingsremmende pijnstiller’
• Pijnstillend, koortswerende en ontstekingsremmende werking
• Veel voorkomende bijwerking; maag darm klachten
• Op recept verkrijgbaar maar ook zelfzorgvarianten (Aleve, Advil, Voltaren enz)
• Vaak gebruikt in combinatie met Paracetamol
• Heeft effect op bloedstolling
• Blokkeren de aanmaak van prostaglandinen, een stof die medeverantwoordelijk is voor het veroorzaken van ontsteking en pijn

Slide 14 - Slide

NSAID = 'non-steroidal anti-inflammatory drug', In nederlands

niet op steroïden gebaseerde ontstekingsremmende pijnstiller'.

Prostaglandinen zijn hormoonachtige stoffen die op lokaal niveau (paracrien) werkzaam zijn in het reguleren van vele fysiologische processen, zoals bij ontstekingen, pijn, koorts, verwijding en vernauwing van bloedvaten (vasodilatatie respectievelijk vasoconstrictie), longrijping, de bevalling en de bloedstolling.
Zwak Opioïd
• Bijvoorbeeld; tramadol , codeïne
• Wordt voorgeschreven als NSAID's (in combinatie met PCM)         als alleen een PCM niet voldoende werkt)
• Bijwerkingen; misselijkheid, obstipatie, sufheid
• Alleen op recept verkrijgbaar.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Sterk Opioïd
• Morfine, oxycodon en fentanyl
• Veel voorkomende bijwerkingen van morfine zijn misselijkheid, obstipatie,     droge mond en sufheid
• Grote kans op verslaving
• Alleen op recept verkrijgbaar
• Toediening: tablet, pleister, injectie
  • werking op de hersenen 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Pijn en een Beperking
  • Vaak kunnen mensen met een beperking niet aangeven dat ze pijn hebben.
  • Er komt wel steeds meer bewijs dat zij pijn ervaren en in hun gedrag tot uiting brengen.
  • Ook wordt gedrag vaak niet als een mogelijke uiting van pijn gezien, maar als typisch voor een cliënt. 
  • Er zijn aanwijzingen dat er bij verschillende groepen sprake is van zowel hogere als lagere pijngevoeligheid dan bij niet verstandelijk beperkte mensen. 
  • het niveau een rol speelt

Signaleringen van pijn

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Signaleren van pijn 
  •  Om pijn te kunnen signaleren moet je behalve scherp en alert kunnen observeren, weten welke signalen kunnen duiden op pijn. 
  • Signaleren van pijn bij mensen met een verstandelijke beperking begint vaak met vertrouwen op je eigen ‘niet-pluisgevoel’. 

Dagelijks observeren en rapporteren draagt bij aan het vroegtijdig signaleren van gedragsveranderingen. 
Non-verbaal ( grimassen, huilen, bewegingen) 

Slide 18 - Slide

Nietpluis gevoel
gedragsverandering
 Probleemgedrag zoals agressie of
zelfverwonding.
 Veranderingen in de mimiek,
lichaamshouding of
lichaamsbewegingen van de cliënt.
 Veranderingen in de vitaliteit (eten,
drinken, slapen, initiatief).
Plotselinge veranderingen of juist
geleidelijk toenemende
gedragsverandering

Slide 19 - Video

This item has no instructions

Slide 20 - Link

This item has no instructions

Volgende week
Uitleg over de EXAMENS,
PEP
Wat moet je doen
Digibieb

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Kennisplein 
https://www.kennispleingehandicaptensector.nl/tips-tools/tools/observatielijsten-pijngedrag


Slide 22 - Slide

This item has no instructions