This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
oefenen voor het examen VBB
Slide 1 - Slide
Wat is een besloten object?
A
ziekenhuis
B
museum
C
bedrijfskantoor
D
sporthal
Slide 2 - Quiz
Als je van te voren goed nadenkt welke onregelmatigheden er op een object kunnen plaatsvinden dan ben je:
A
preventief aan het denken
B
preventief aan het handelen
C
repressief aan het denken
D
repressief aan het handelen
Slide 3 - Quiz
Wat kenmerkt persoonlijke weerbaarheid?
A
Het vermogen om effectief om te gaan met uitdagingen
B
Het vermogen om fysiek sterker te zijn dan anderen
C
Het vermogen om anderen te verdedigen
D
Het vermogen om anderen aan te vallen
Slide 4 - Quiz
De maatregelen die een bedrijf neemt om zich te beschermen tegen in- en externe gevaren staan in:
A
een risicoanalyse
B
een RI&E
C
een veiligheidsplan
D
een beveiligingsplan
Slide 5 - Quiz
Een pand wordt beschermd door mechanische en elektronische middelen. Er wordt ook nog gebruikt gemaakt van camera's, beeldschermen en manbeveiliging. Hoe noemen we dit?
A
gewoon je werk doen als beveiliger
B
bewaken
C
beveiligen
D
waarnemen
Slide 6 - Quiz
Na een stevige onweersbui maak je een ronde om te kijken of er schade is ontstaan. Hier is sprake van:
A
controleren
B
waarnemen
C
signaleren
D
observeren
Slide 7 - Quiz
Als gevolg van een schadevoorval heeft een bedrijf catastrofale schade. Deze gebeurtenis valt onder:
A
schadecategorie I
B
schadecategorie II
C
schadecategorie III
D
schadecategorie IV
Slide 8 - Quiz
Welke 3 soorten risico's kennen we?
A
Natuurlijke, elektronische en menselijke risico's
B
Technische, man en natuurlijke risico's
C
Natuurlijke, elektrische en menselijke risico's
D
Natuurlijke, menselijke en technische risico's
Slide 9 - Quiz
Hoe wordt een storingsmelding op een brandcentrale aangegeven?
A
door optische- en akoestisch signaal
B
door optisch signaal
C
door akoestisch signaal
D
Niet, want er is storing
Slide 10 - Quiz
In welke brandklasse vallen de stoffen benzine en olie?
A
Brandklasse A
B
Brandklasse B
C
Brandklasse C
D
Brandklasse D
Slide 11 - Quiz
Je bent werkzaam op een object waar een strenge controle op uitgaande personen is. In welke situatie mag hiervan worden afgeweken?
A
Bij een bommelding
B
Bij een ontruiming
C
Bij een bezetting
D
Bij een feestdag
Slide 12 - Quiz
Tijdens je ronde ontdek je een brand in de ICT ruimte. Waarmee blus je?
A
Poederblusser
B
Schuimblusser
C
Water
D
Koolzuursneeuwblusser
Slide 13 - Quiz
Hoe werkt de blusstof koolzuurgas?
A
afkoelend
B
verstikkend
C
vlamafbrekend
D
geen van dit allen
Slide 14 - Quiz
Hoe kan "stressmanagement" bijdragen aan weerbaarheid?
A
door het vermijden van stressvolle situaties
B
door het behouden van controle onder druk
C
door er niet over te praten
D
door het delegeren van verantwoordelijkheden
Slide 15 - Quiz
Iedere onderneming kent zowel commerciële als niet-commerciële risico's. Wat is een voorbeeld van een niet-commercieel risico?
A
Een werknemer die passieve sabotage pleegt
B
negatieve publiciteit over het bedrijf
C
Het verkopen van een ondeugdelijk product
Slide 16 - Quiz
Een gevulde gasfles staat in de volle zon. Door de hitte zet het gas uit. De wand van de gasfles bezwijkt. Dit is een voorbeeld van:
A
chemische explosie
B
gasexplosie
C
scheikundige explosie
D
natuurkundige explosie
Slide 17 - Quiz
Wat zijn de drie verbrandingsfactoren?
A
Zuurstof, brandbare stof en materiaal
B
Zuurstof, brandbare stof en vloeistof
C
Zuurstof, brandbare stof en ontbrandingstemperatuur
D
Zuurstof, brandbare stof en fijnstofdeeltjes
Slide 18 - Quiz
Wat wordt verstaan onder risico-inventarisatie?
A
Het in kaart brengen van interne- en externe gevaren
B
registreren van bezoekers en medewerkers
C
Indelen of stoerheid van de medewerkers
D
instellen van surveillance
Slide 19 - Quiz
Een lid van het Koninklijke huis brengt jouw bedrijf een bezoek. Wat dient ivm dit bezoek aanwezig te zijn?
A
Algemene instructie
B
Specifieke instructie
C
Tijdelijke instructie
D
Werkplan
Slide 20 - Quiz
Tijdens een ronde controleer je de vluchtwegen. Waarop controleer je NIET?
A
Het vrij zijn van obstakels
B
de nooduitgangen
C
breedte van de vluchtdeur
D
verplichte pictogrammen
Slide 21 - Quiz
Zorgen voor een zo veilig mogelijke uitvoering van de werkzaamheden in een onderneming of instelling valt onder het begrip:
A
Beveiligen
B
Bewaken
C
Veiligheid
D
Gewoon je werk doen
Slide 22 - Quiz
Er wordt verbouwd bij een bedrijf. De rondes moeten tijdens de verbouwing net even anders gelopen worden. Dit wordt kenbaar gemaakt in:
A
werkplan
B
tijdelijke instructie
C
specifieke instructie
D
werkmail
Slide 23 - Quiz
Er is uitslaande brand in een opslagplaats voor papier. Welke taken voer je uit als beveiliger voordat de brandweer arriveert?
A
starten met ontruiming en de afzetting regelen
B
starten met blussen en de afzetting regelen
C
starten met ontruiming, toegang tot het bedrijf vrijmaken en blussen
D
starten met ontruiming, toegang tot het bedrijf vrijmaken en afzetting regelen
Slide 24 - Quiz
Wat wordt verstaan onder een "compartiment" in een gebouw?
A
een open ruimte voor iedereen
B
de bovenste verdieping van een ruimte of gebouw
C
een afgescheiden deel van een ruimte of een gebouw
D
de computerruimte van een ruimte of gebouw
Slide 25 - Quiz
Wat is van onderstaande een primair kenmerk?
A
Haarkleur
B
Baard
C
Lengte
D
Moedervlek
Slide 26 - Quiz
Een beveiliger heeft goederen onder zich genomen en draagt deze over aan een opsporingsambtenaar. Wat doet de opsporingsambtenaar met de goederen?
A
Teruggeven aan de rechtmatige eigenaar
B
onder zich houden ten behoeve van strafvordering
C
deponeren bij de rechtbank
D
helemaal niks
Slide 27 - Quiz
Tijdens laswerkzaamheden ontstaat er een begin van brand. Je blust deze brand. Hier is sprake van: