Vraagwoorden in het Duits

1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsBeroepsopleiding

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vraagwoorden in het Duits

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je vraagwoorden in het Duits begrijpen en gebruiken.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over vraagwoorden in het Duits?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Wat zijn vraagwoorden?
Vraagwoorden zijn woorden die gebruikt worden om vragen te stellen. Ze beginnen vaak met 'wie', 'wat', 'waar', 'wanneer', 'waarom' en 'hoe'.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

De vraagwoorden
Hier zijn de vraagwoorden in het Duits en Nederlands:       

Wer?
wie?
Was?
wat?
Wo?
waar?
Wann?
wanneer
Warum?
waroom
Wie?
hoe?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeldzinnen
Wer bist du? 
Was machst du? 
Wo wohnst du? 
Wann kommst du? 
Warum lachst du? 
Wie geht es dir?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

.......................... isst (eet) du am liebsten? Ich esse gern Nudeln.
A
Wer
B
Was
C
Wo
D
Wie

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

.......................... alt bist du?
Ich bin fünfzehn Jahre alt.
A
Wer
B
Wann
C
Wo
D
Wie

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

.......................... schaut (kijkt) da um die Ecke?
Das ist meine Mutter.
A
Wer
B
Wann
C
Wo
D
Wie

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

......................... wohnst du?
Ich wohne in Leeuwarden.
A
Wohin
B
Woher
C
Wo
D
Wie

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

...... hast du Deutschunterricht (Duitse les)?
Am Montagmorgen
A
Wo
B
Wann
C
Warum
D
Wie

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

......... machst du diese Ausbildung (opleiding)?
Weil ich gerne in andere Länder reise.
A
Wer
B
Was
C
Wann
D
Warum

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Vraagwoorden oefenen
Kies een vraagwoord en maak hier een vraag mee. Stel deze aan je medestudent.
Laat je medestudent de vraag beantwoorden en stel dan een vervolgvraag.
Als je 5 vragen gesteld hebt, draaien jullie de rollen om en beantwoord jij de vragen.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Samenvatting
Vraagwoorden zijn woorden die gebruikt worden om vragen te stellen. In het Duits zijn de vraagwoorden: 

Wer?  Was?  Wo?  Wann?  Warum?  Wie?

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 16 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

This item has no instructions