H1, fictie + grammatica 1i

Welkom
Pak alvast je boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom
Pak alvast je boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
10.25 - 10.35 Wat weten jullie nog? Waar ging het verhaal over?
10.35 - 10.45 Opdracht 1 afmaken
10.45 - 10.55 Nakijken opdracht 1
10.55 - 11.05 Fictie en non-fictie (korte uitleg + opdracht)
11.05 - 11.15  Opdracht werkwoorden
11.15 - 11.20  Pauze
11.20 - 11.30 Opdracht werkwoorden bespreken
11.30 - 11.40 Uitleg werkwoorden 
11.40 - 11.55 Opdrachten maken
12.00 - 12.05 Lesafsluiting

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog?
Waar speelt het verhaal zich af?

Welke personen spelen een rol in het verhaal?

Waar gaat het verhaal over? 

Slide 3 - Slide

Opdracht
Wat? Lezen: blz. 9 t/m 13 maken: opdracht 1, blz. 13
Hoe? We lezen samen, de opdracht maak je alleen
Tijd? Je hebt tot het einde van de les om de opdracht af te maken
Klaar? Je mag verder werken aan opdracht 2 
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Opdracht 1 nakijken

Opdracht 1 blz. 13.


  • Kijk na met een andere kleur pen
  • Zet een krul als je het antwoord goed hebt
  • Verbeter je antwoord als je het fout hebt
  • Steek je vinger op als je een vraag hebt over jouw antwoord


Slide 5 - Slide

Fictie 
Teksten of verhalen die verzonnen zijn. 

Bijvoorbeeld: stripboek, gedicht, leesboek, televisieserie, musical, toneelstuk
Non-fictie
Teksten of verhalen die echt gebeurd zijn. Met feiten over echte mensen en gebeurtenissen.

Bijvoorbeeld: krantenbericht, documentaire, studieboek, artikelen.

Slide 6 - Slide

Opdracht 2 blz. 14

Wat? Maak opdracht 2.1 op blz. 14
Hoe? Je mag samenwerken tijdens deze opdracht
Tijd? Je hebt drie minuten de tijd om deze opdracht te maken, daarna bespreken we de opdracht direct
Klaar? Wacht dan heel even totdat de rest van de klas ook klaar is
timer
3:00

Slide 7 - Slide

Werkwoorden
Wat zijn werkwoorden ook al weer?

  • Je doet iets, fietsen, spelen, wandelen
  • Er gebeurt iets, sneeuwen, regenen, veranderen
  • Iemand is iets, zijn, worden, blijven
  • Werkwoorden veranderen in een zin

Slide 8 - Slide

Opdracht werkwoorden
- Je krijgt zo een tekst
- Markeer of onderstreep alle werkwoorden die je kan vinden in de tekst

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

PAUZE
timer
5:00

Slide 11 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
10.25 - 10.35 Wat weten jullie nog? Waar ging het verhaal over?
10.35 - 10.45 Opdracht 1 afmaken
10.45 - 10.55 Nakijken opdracht 1
10.55 - 11.05 Fictie en non-fictie (korte uitleg + opdracht)
11.05 - 11.15  Opdracht werkwoorden
11.15 - 11.20  Pauze
11.20 - 11.30 Opdracht werkwoorden bespreken
11.30 - 11.40 Uitleg werkwoorden 
11.40 - 11.55 Opdrachten maken
12.00 - 12.05 Lesafsluiting

Slide 12 - Slide

Opdracht werkwoorden
- Heb je alle werkwoorden kunnen vinden?
- Vind je dat er veel werkwoorden in de tekst zitten?

Slide 13 - Slide

Uitleg werkwoorden
In iedere zin staat staat een werkwoord. Uiteindelijk komt een werkwoord voor in verschillende vormen. We onderscheiden er drie:

1. Persoonsvorm --> dit is de vorm die verandert als je de zin in een andere tijd zet. 
Chris mailt zijn boekverslag vanavond naar de docent.
2. Infinitief --> dit is het hele werkwoord. De vorm die in het woordenboek staat
Chris zal zijn boekverslag vanavond naar de docent mailen
3. Voltooid deelwoord --> dit is de vorm die bij de persoonsvormen hebben, worden of zijn in de zin staat. 
Chris heeft zijn boekverslag vanavond naar de docent gemaild

Slide 14 - Slide

Even oefenen
Lisa is gisteren naar de tandarts geweest.

Loopt Nadia altijd via die route naar huis?

Het stuk van school naar huis is makkelijk te fietsen.

Fietsen moeten in de fietsenstalling worden gezet. 

Slide 15 - Slide

Zelfstandig werken
Wat? Maken opdracht 6, 7, 9
Hoe? Je mag overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt een kwartier om deze opdrachten te maken
Hulp? Vraag je buurman/buurvrouw. Steek anders je hand omhoog, dan kom ik bij je.
Klaar? Lees de theorie op blz. 21 en maak opdracht 10 en 11

Slide 16 - Slide

Lesafsluiting
- Welke drie vormen van het werkwoord ken je nu?


Raadgedicht: 
https://raadgedicht.nl/rian-visser-lichaamsdelen-te-koop/

Slide 17 - Slide