What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
HAVO 2 par 1.3 heb je geld nodig om te ruilen
HOOFDSTUK 1
Paragraaf 1.3
Heb je geld nodig om te ruilen (les 1)
1 / 33
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
33 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
HOOFDSTUK 1
Paragraaf 1.3
Heb je geld nodig om te ruilen (les 1)
Slide 1 - Slide
Lesdoel
Na deze les :
wat is ruilhandel
wat zijn de functies van geld
wat is giraal en wat is chartaal geld
wat houdt fiduciair in
Slide 2 - Slide
Lesdoel
wat is ruilhandel
Slide 3 - Slide
Directe ruil en
Indirecte ruil
Het ruilen van producten tegen producten of diensten noem je
directe ruil.
Gebruik je geld om een product te kopen, dan noem je dat
indirecte ruil.
Directe ruil
Slide 4 - Slide
Lesdoel
wat zijn de functies van geld
Slide 5 - Slide
De functies van geld
Ruilmiddel
Rekenmiddel
Spaarmiddel
Slide 6 - Slide
Lesdoel
wat is giraal en chartaal geld
Slide 7 - Slide
Giraal geld
Chartaal geld
Slide 8 - Slide
Lesdoel
wat is fiduciair
Slide 9 - Slide
Fiduciair geld
= geld is gebaseerd op
vertrouwen
.
Op zichzelf zijn de briefjes en muntjes bijna (materiaal) niets waard.
Intrinsieke waarde
is bijna €0.
Slide 10 - Slide
Check
wat is ruilhandel
wat zijn de functies van geld
wat is giraal en wat is chartaal geld
wat houdt fiduciair in
Slide 11 - Slide
Aan de slag
Klaar?
Blz 29; maken opgave 12 t/m 15
maak uit je boek vraag 24 t/m 33 op bladzijde 16 en verder
Slide 12 - Slide
Oefenen
Pak je boek erbij. Lees de theorie po blz 16, 17 en 18 goed door. Maak de volgende lesson up vragen.
SUCCES !
Slide 13 - Slide
Met fiduciair geld wordt bedoeld...
A
dat het geen vals geld is
B
het vertrouwen dat iedereen de waarde accepteert
C
het vertrouwen dat iedereen betaalt
D
dat je hoopt dat het betalen goed gaat
Slide 14 - Quiz
Waarom kunnen we zeggen dat ons geld fiduciair is?
A
We hebben vooral giraal geld
B
Het is een wettig betaalmiddel
C
Het is indirecte ruil
D
We hebben het zo afgesproken
Slide 15 - Quiz
Wat is fiduciair
A
belastbaar
B
nominaal
C
vertrouwen
D
zakelijk
Slide 16 - Quiz
Wat zijn de drie functies van geld?
A
Rekenmiddel, ruilmiddel en spaarmiddel
B
Ruilmiddel, betaalmiddel en spaarmiddel
C
Spaarmiddel, rekenmiddel en potmiddel
D
Spaarmiddel, rentemiddel en ruilmiddel
Slide 17 - Quiz
Welke functies heeft geld ?
A
een nominaal middel
B
een rekenmiddel
C
een giraal middel
D
een intrinsiek middel
Slide 18 - Quiz
Mobiele telefoon A kost € 400 en mobiele telefoon B kost € 500.
In dit geval wordt geld gebruikt als ...
A
oppotmiddel
B
ruilmiddel
C
rekenmiddel
D
wordt geen gebruik gemaakt van (functies) van geld
Slide 19 - Quiz
Welk middel past niet bij de 3 functies van geld?
A
Rekenmiddel
B
Betaalmiddel
C
Ruilmiddel
D
Spaarmiddel
Slide 20 - Quiz
Je kunt geld indelen naar de functies die het heeft. Welke van de onderstaande omschrijving is GEEN geldfunctie?
A
Je geeft aan hoeveel iets waard is.
B
Je direct opvraagbare banktegoeden
C
Je geeft een deel van je inkomen niet uit, maar bewaart het voor later.
D
Je ruilt goederen of diensten voor geld.
Slide 21 - Quiz
Welke functie of functies van geld herken je in de volgende zin:
De feestcommissie maakt een begroting voor de feestavond.
A
Betaalmiddel
B
Rekenmiddel
C
Spaarmiddel
Slide 22 - Quiz
Welke functie of functies van geld herken je in de volgende zin:
Brigitte heeft een kaartje voor een concert gekocht.
A
Betaalmiddel
B
Rekenmiddel
C
Spaarmiddel
Slide 23 - Quiz
Indirecte ruil is:
A
geld tegen een product ruilen
B
een product tegen geld ruilen
C
geld tegen geld ruilen
D
een product tegen een product ruilen
Slide 24 - Quiz
Bij indirecte ruil gebruik je
A
wel geld
B
goederen
C
geen geld
D
diensten
Slide 25 - Quiz
wat is indirecte ruil?
A
je ruilt goederen of diensten tegen geld
B
je ruilt goederen of diensten tegen goederen of diensten
C
lenen
D
sparen
Slide 26 - Quiz
Wat is indirecte ruil?
A
iets kopen met geld
B
ruilen
Slide 27 - Quiz
Bij indirecte ruil..
A
...zijn de transactiekosten hoger
B
...is er geen sprake van transactiekosten
C
...zijn de transactiekosten lager
D
...is er geen algemeen aanvaard ruilmiddel ter beschikking
Slide 28 - Quiz
Is dit een voorbeeld van directe of indirecte ruil
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 29 - Quiz
Wat is een voorbeeld van directe ruil?
A
Fruit ruilen tegen groente
B
Kleding verkopen op de markt
C
een auto kopen
D
Kleding verkopen op marktplaats
Slide 30 - Quiz
Wat is directe ruil?
A
Ruilen zonder geld
B
Ruilen met geld
Slide 31 - Quiz
Directe ruil is:
A
geld tegen een product ruilen
B
een product tegen geld ruilen
C
geld tegen geld ruilen
D
een product tegen een product ruilen
Slide 32 - Quiz
Ruilen met geld is directe ruil
A
Juist
B
Onjuist
Slide 33 - Quiz
More lessons like this
Betalen
January 2019
- Lesson with
31 slides
by
Economics
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3,4
Economie voor vmbo
H4 paragraaf 1.4
September 2024
- Lesson with
22 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Les 3 functies van geld
May 2022
- Lesson with
26 slides
Mens & Maatschappij
Middelbare school
vmbo k, mavo
Leerjaar 1
3.1 Hoe betaal je?
October 2018
- Lesson with
40 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
Quiz 1:4 Kopen en betalen
April 2024
- Lesson with
17 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Paragraaf 1.3 (deel 1)
September 2021
- Lesson with
14 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
3.1 Hoe betaal je?
September 2018
- Lesson with
38 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
VMBO 3 par 3.1 hoe betaal je
October 2021
- Lesson with
41 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3