25-09-2023

25-09-2023
1 / 19
next
Slide 1: Slide
SpaansBeroepsopleiding

This lesson contains 19 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

25-09-2023

Slide 1 - Slide

25-09-2023 
Repaso unidades 1 t/m 4

Slide 2 - Slide

¿Qué tal las vacaciones?

Slide 3 - Slide

Repaso Con Gusto A1 unidades 1 t/m3
Je stelt jezelf voor
Je vertelt o.a. 
  • hoe je heet,
  • hoe oud je bent,
  • wat je doet
  • waar je vandaan komt
  • waar je woont.

Slide 4 - Slide

¿Y tú?, ¿cómo...............?
¿Y tú?, ¿cuántos........?
¿qué haces?
  • Soy.....
A practicar

Slide 5 - Slide

Repaso Con Gusto A1 unidades 1 t/m3
Je stelt jezelf voor
Je vertelt o.a. 
  • hoe je heet,
  • hoe oud je bent,
  • wat je doet
  • waar je vandaan komt
  • waar je woont.

Je stelt iemand voor die je deze vakantie hebt leren kennen... He conocido a.....
Je vertelt o.a. 
  • hoe hij/ zij heet,
  • hoe oud is hij/zij,
  • wat hij/ zij doet
  • waar hij/zij vandaan komt
  • waar hij/ zij woont.

Slide 6 - Slide

Repaso Con Gusto A1 unidades 1 t/m3
Vertel iets over je familie,
  • of je een vrouw/ man hebt
  • of je kinderen hebt
  • of je kleinkinderen hebt
  • of je broers en zussen hebt
  • Of je een vriend/vrienden hebt
  • Wat je hobby´s zijn

Slide 7 - Slide

 MI GENTE
¿ Cómo se llama tu hijo/-a mayor?
¿Cuántos años tiene tu hermano/-a menor?
¿Cómo se llaman tus abuelos maternos?
¿ Tienes muchos primos?
¿Cuántos sobrinos/-as tienes?

Slide 8 - Slide

Mis pasatiempos son: pintar, viajar, hacer deporte, ir en bicicleta.......

Slide 9 - Slide

Repaso Con Gusto A1 unidades 1 t/m3
Vertel iets over je familie,
  • of je een vrouw/ man hebt
  • of je kinderen hebt
  • of je kleinkinderen hebt
  • of je broers en zussen hebt
  • Of je een vriend/vrienden hebt
  • Wat je hobby´s zijn

Slide 10 - Slide

Repaso Con Gusto A1 unidades 1 t/m3
Beschrijf jezelf
  • Ben je groot, klein, blond, dik, dun etc.
  • Vertel ook nog iets over je karakter eigenschappen.
  • Vertel wat je leuk/ niet leuk vindt.

Slide 11 - Slide

¿Cómo es tu mejor amigo/-a?

Slide 12 - Slide

 ''Gustar, encantar, interesar, molestar, parecer''?
Me gusta ir de vacaciones.
Le gusta la literatura
Te  gustan las vacaciones.

Me gusta (-an)
Te gusta (-an)
Le gusta (-an)
Nos gusta (-an)
Os gusta (-an)
Les gusta (-an)

Slide 13 - Slide

Me gusta tocar la guitarra
 ............A mí también
...........A mí no

Slide 14 - Slide

Enkele vragende voornaamwoorden 
  • ¿ Qué ?( wat?)
(¿Qué significa?)
  • ¿ Quién ? /¿ Quiénes ? ( wie?)
(¿Quién es Penélope Cruz?)
  • ¿ Cómo ? ( hoe?)
(¿Cómo te llamas?)
  • ¿ Para qué ? ( waarvoor?)
( ¿Para qué estudias español?)
  • ¿ Dónde ( waar?)
( ¿ Dónde trabajas?)
  • ¿ De dónde? ( waar vandaan?)
¿ De dónde eres?
  • ¿ Cuál ? ( wat? / welke?)
(¿ Cuál es tu número de teléfono?)

Slide 15 - Slide

¿Qué tal la clase?

Slide 16 - Slide

Deberes:
Hojas aparte
slide 15: hacer preguntas
Repasar las unidades 5 y 6

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Slide