Repaso Con Gusto 1 nieuw Unidad 1 t/m4

Hoy es 19 de septiembre de 2022
1 / 23
next
Slide 1: Slide
spaahttps://www.lessonup.com/nl/lessons/nlnsBeroepsopleiding

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Hoy es 19 de septiembre de 2022

Slide 1 - Slide

Repaso Con Gusto A1 unidades 1 t/m3
Je stelt jezelf voor
Je vertelt o.a. 
  • hoe je heet,
  • hoe oud je bent,
  • wat je doet
  • waar je vandaan komt
  • waar je woont.

Beschrijf jezelf
  • Ben je groot, klein, blond, dik, dun etc.
  • Vertel ook nog iets over je karakter eigenschappen.
  • Vertel wat je leuk/ niet leuk vindt.

Vertel iets over je familie,
  • of je een vrouw/ man hebt
  • of je kinderen hebt
  • of je kleinkinderen hebt
  • of je broers en zussen hebt
  • Of je een vriend/vrienden hebt
  • Wat je hobby´s zijn

Slide 2 - Slide

Soy de Holanda
Soy de España
p.21

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Je vertelt o.a.
hoe je heet,
hoe oud je bent,
wat je doet
waar je vandaan komt
waar je woont.
¿Y tú?, ¿cómo...............?
¿Y tú?, ¿cuántos........?
¿qué haces?
  • Soy.....

Slide 5 - Slide

 MI GENTE

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Vul de tabel aan: Wat betekent?
  • Voor ouders en broers  gebruik je de mannelijk vorm meervoud: 
          el padre +la madre= los padres
  • - ¿ Tienes hermanos? 
          * Sí, una hermana
  • In Spanje : el marido y la mujer.
  • In Latijns-Amerika ook : el esposo y la esposa.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Comprensión auditiva
Tarea 4
1.azules
2.pesimista
3.grande
4.hermanos
5.casado
6.fotos
7.viuda

Slide 10 - Slide

Vertel iets over je familie,
of je een vrouw/ man hebt
of je kinderen hebt
of je kleinkinderen hebt
of je broers en zussen hebt
Of je  vrienden/vriendienen hebt
Wat je hobby´s zijn

Slide 11 - Slide


Beschrijf jezelf
  • Ben je groot, klein, blond, dik, dun etc.
  • Vertel ook nog iets over je karakter eigenschappen.

Slide 12 - Slide

Tengo el pelo
A
amarillo
B
rojo
C
rubio

Slide 13 - Quiz

Mi marido .........barba y ..........calvo
A
llevo........estoy
B
tienes......es
C
lleva.......tiene
D
lleva .......es

Slide 14 - Quiz

un hombre de un metro noventa es...
A
alto
B
bajito
C
gordito
D
delgado

Slide 15 - Quiz

Mi hermano siempre está de buen humor, es un hombre muy
A
pesimista
B
optimista
C
pesimisto
D
optimisto

Slide 16 - Quiz

Gustar
Hoe gebruik je het werkwoord ''Gustar, encantar, interesar,molestar,parecer''?

Slide 17 - Slide

El verbo Gustar
Gustar = leuk vinden, mooi vinden, lekker vinden, aardig vinden, bevallen
Me gusta la playa              Ik houd van het strand/het strand bevalt me
Me gustan las fresas        Ik houd van de aardbeien/de aardbeien bevallen me
  • A mí también
No me gusta la playa      Ik houd niet van het strand/ het strand bevalt me niet
No me gustan las fresas       Ik houd van de aardbeien/de aardbeien bevallen me niet
  • A mí tampoco

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Enkele vragende voornaamwoorden 
  • ¿ Qué ?( wat?)
(¿Qué significa?)
  • ¿ Quién ? /¿ Quiénes ? ( wie?)
(¿Quién es Penélope Cruz?)
  • ¿ Cómo ? ( hoe?)
(¿Cómo te llamas?)
  • ¿ Para qué ? ( waarvoor?)
( ¿Para qué estudias español?)
  • ¿ Dónde ( waar?)
( ¿ Dónde trabajas?)
  • ¿ De dónde? ( waar vandaan?)
¿ De dónde eres?
  • ¿ Cuál ? ( wat? / welke?)
(¿ Cuál es tu número de teléfono?)

Slide 20 - Slide

¿Qué tal la clase?

Slide 21 - Slide

Unidad 3+5 
  • Unidad 3: Me gusta
  • TB. p.43
Comer con Gusto:
 Samenvatting: p.52
Deberes

Slide 22 - Slide

Adiós

Slide 23 - Slide