What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
02-02-2022 Leenwoorden, planning en boekverslag
Nederlands
2 februari 2022
1 / 28
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1,3
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Nederlands
2 februari 2022
Slide 1 - Slide
Agenda
Terugblik vorige les -> huiswerkcontrole
Uitleg boekverslag
Uitleg proefwerk
Oefenen voor het proefwerk -> quiz
Huiswerk
Slide 2 - Slide
Terugblik vorige les
Leenwoorden uit andere talen
Slide 3 - Slide
Opdracht 6 blz 155
lunch E, siësta S/ middageten, middagdutje
actrice F, thriller E/ speelster, enge film
camping E, croissant F/ plek waar je kunt verblijven met tent en caravan, frans broodje
jeans E, sweater E/ spijkerbroek, trui
talkshow E, föhn D / praatprogramma, haardroger
Slide 4 - Slide
Opdracht 7 blz 155
De spaghetti - Italiaans
De hamburger - Duits
Het knäckebröd - Zweeds
De saté - Indonesisch
De enquête - Frans
De moslima - Arabisch
De poncho - Spaans
Het skateboard - Engels
Slide 5 - Slide
Opdracht 8 blz 155
De doelverdediger - de keeper
De leidinggevende - de manager
De begeleider - de coach
De oppas - de babysitter
Slide 6 - Slide
Opdracht 8 blz 155
Het nagerecht - het dessert
De stoep - het trottoir
Het sinaasappelsap - De jus d'orange
De avondmaaltijd - het diner
Slide 7 - Slide
Uitleg boekverslag
Deze periode -> 1 boek lezen en 1 boekverslag maken
Minstens een C-boek uit de bieb
Minstens 80-100 pagina's
Boek laten zien vrijdag 4 februari
Deadline boekverslag: vrijdag 18 maart 2022
Inleveren via itslearning
Slide 8 - Slide
Uitleg proefwerk
Vrijdag 11 februari tijdens de les
Grammatica: onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en werkwoordelijk gezegde.
Lijdende zin: doet het onderwerp iets of wordt er iets met het onderwerp gedaan?
Spelling: meervouden, verkleinwoorden en trema
Woordenschat
Slide 9 - Slide
Wat is het onderwerp in onderstaande zin?
Zij loopt naar de keuken.
A
loopt
B
zij
C
naar de keuken
D
er is geen onderwerp
Slide 10 - Quiz
Wat is het onderwerp in onderstaande zin?
De orkaan heeft een groot deel van de stad verwoest.
A
De orkaan
B
heeft
C
een groot deel van de stad
D
heeft verwoest
Slide 11 - Quiz
Wat is het onderwerp in onderstaande zin?
De jongen speelt graag spelletjes op de computer.
A
speelt
B
spelletjes op de computer
C
De jongen
D
er staat geen onderwerp in de zin
Slide 12 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?
Morgen koop ik een taart.
A
Morgen
B
koop
C
ik
D
een taart
Slide 13 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp in onderstaande zin?
Ze hebben de bezoekers bij de opening een leuke verrassing gegeven.
A
Ze
B
hebben gegeven
C
een leuke verrassing
D
de bezoekers
Slide 14 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde in onderstaande zin?
Hij heeft de hele avond televisie gekeken.
A
heeft
B
heeft gekeken
C
hij
D
de hele avond
Slide 15 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde in onderstaande zin?
Hij stond zeker een uur te wachten.
A
stond te wachten
B
Hij
C
een uur
D
stond
Slide 16 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde in onderstaande zin?
Zij heeft zich opgegeven voor de wedstrijd
A
Zij
B
zich opgegeven
C
heeft opgegeven
D
voor de wedstrijd
Slide 17 - Quiz
Noteer of het onderwerp iets doet of dat er iets mee wordt gedaan.
De auto is door de man gekocht.
A
het onderwerp doet iets
B
er wordt iets met het onderwerp gedaan
Slide 18 - Quiz
Noteer of het onderwerp iets doet of dat er iets mee wordt gedaan.
Hij keek door het zolderraam naar buiten.
A
het onderwerp doet iets
B
er wordt iets met het onderwerp gedaan
Slide 19 - Quiz
Noteer of het onderwerp iets doet of dat er iets mee wordt gedaan.
De bladeren werden door de tuinman verwijderd.
A
het onderwerp doet iets
B
er wordt iets met het onderwerp gedaan
Slide 20 - Quiz
Wat is het juiste verkleinwoord van
big
A
bigje
B
biggetje
C
bigpje
D
bigtje
Slide 21 - Quiz
Wat is het juiste verkleinwoord van
A4
A
A4'tje
B
A4-tje
C
A4tje
D
A4je
Slide 22 - Quiz
Wat is het juiste verkleinwoord van
koning
A
Koningkje
B
Koninkje
C
Koningtje
D
Koningpje
Slide 23 - Quiz
Wat is het juiste meervoud van
bacterie
A
bacterien
B
bacterieën
C
bacteriën
D
bacterieen
Slide 24 - Quiz
Wat is de juiste spelling
A
vacuum
B
vacuüm
C
vacum
D
vacüm
Slide 25 - Quiz
Wat is de juiste spelling
A
beinvloeden
B
bëinvloeden
C
beïnvloeden
D
be-invloeden
Slide 26 - Quiz
Wat is de juiste spelling
A
patient
B
patiënt
C
patïent
D
pätient
Slide 27 - Quiz
Huiswerk
Vrijdag 4 februari: leesboek meenemen wat je wil lezen voor je boekverslag.
Slide 28 - Slide
More lessons like this
Herhaling persoonsvorm en onderwerp
February 2022
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Taalbeschouwing: herhaling - Kerst
December 2022
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Les 5 (21 september 2024)
September 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12
2 havo voorbereiding proefwerk blok 3
April 2022
- Lesson with
11 slides
Other languages
Secondary Education
Werkwoorden vervoegen
March 2024
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Groep 7 3.2 lijdend voorwerp en verledentijd met kofschip
November 2022
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Primary Education
Age 9
herhaling stam, infinitief, onderwerp en persoonsvorm
January 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Woordvolgorde
June 2022
- Lesson with
24 slides
English
Tertiary Education