Oefening 1
1. Laat de klok zien. Laat leerlingen ook werkblad 1 erbij pakken. Lees de volgende tekst rustig voor waarbij je de klok paraat hebt. Laat zien en wijs aan. Spreek langzaam en nadrukkelijk uit.
- Dit is een klok. Wat doe je met een klok? Je kunt de tijd zien.
- Wat zie je op de klok? De klok heeft twee wijzers: een grote wijzer en een kleine wijzer. Je ziet ook cijfers/getallen. We tellen samen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12. Tel maar mee! 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12.
- De grote wijzer staat op 12, de kleine wijzer staat op 10. Het is 10 uur. 10 uur.
- Kijk naar de kleine wijzer. Die gaat nu naar de 1 (demonstreer).
- Het is 1 uur. Hoe laat is het? Het is 1 uur.