verkleinwoorden
Welke dag was het eergisteren?
A
zaterdag
B
maandag
C
dinsdag
D
vrijdag
1 / 12
Lesson duration is: 7 minItems in this lesson
Welke dag was het eergisteren?
A
zaterdag
B
maandag
C
dinsdag
D
vrijdag
Slide 1 - Quiz
Welke dag is het overmorgen?
A
zondag
B
maandag
C
donderdag
D
vrijdag
Slide 2 - Quiz
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Wat is altijd het lidwoord van een verkleinwoord?
A
de
B
het
C
meervoud
D
elke keer anders
Slide 7 - Quiz
Wat is het verkleinwoord van 'de lettergreep'?
A
de lettergrepen
B
het meervoud
C
het verkleinwoordje
D
het lettergreepje
Slide 8 - Quiz
Wat is het verkleinwoord van 'de pot'?
A
het potje
B
de potje
C
het pootje
D
de pootjes
Slide 9 - Quiz
Wat is het verkleinwoord van 'het glas'?
A
de glazen
B
het glasje
C
het glaasje
D
de glaasje
Slide 10 - Quiz
Wat is het verkleinwoord van het verkleinwoord?
A
de verkleinwoorden
B
het
C
het kleinere woord
D
het verkleinwoordje
Slide 11 - Quiz
Wat is het meervoud van 'het verkleinwoord'?
A
het meervoudje
B
de kleinere woorden
C
de verkleinwoorden
D
het verkleinwoordje
