What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Werkwoordspelling (1)
1 / 33
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
33 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Werkwoordspelling (1)
alle regels
werkwoorden
persoonsvorm en onderwerp
persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
persoonsvorm in de verleden tijd
Slide 2 - Slide
lastig?
Er zijn zoveel regels.
Ik zie niet waneer een woord een werkwoord is.
Ik weet niet wat de tijd is van een zin.
Slide 3 - Slide
Betaald met € 20,00.
Slide 4 - Slide
Betaal
d
met € 20,00.
Betaal
t
met € 20,00.
Slide 5 - Slide
1. spellingsregels
Slide 6 - Slide
2. vergelijken
onbekend werkwoord:
haken
melden
print
wuiven
verhuizen
vergelijken met:
werken
branden
wachten
geloven
reizen
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Het ........ niet vaak dat zij een spelfout maakt.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeuren
D
gebeurdt
Slide 9 - Quiz
Toen hij het winnende doelpunt maakte, ........ het publiek
A
juigde
B
juichde
C
juigte
D
juichte
Slide 10 - Quiz
Toen de afspraak uitliep, ...... Flip de laatste trein
A
miste
B
mistte
C
misde
D
misdte
Slide 11 - Quiz
Hij ..... niet graag uitgedaagd.
A
word
B
wort
C
wordt
D
worden
Slide 12 - Quiz
Ze wil het ....... bestand wissen.
A
gedownloadde
B
gedownloadte
C
gedownloade
D
gedownloate
Slide 13 - Quiz
werkwoorden
- drukt een actie uit: schrijven, antwoorden enz
- past zich aan (tijd en bij het onderwerp) : hij schrijft, de mensen antwoorden
Slide 14 - Slide
Wat is de persoonsvorm?
Hij ligt weer te slapen.
A
hij
B
slapen
C
ligt
D
weer
Slide 15 - Quiz
Wat zijn de persoonsvormen?
Hij ligt weer te slapen, terwijl de uitgelegde stof ook voor hem zo interessant had kunnen zijn.
A
hij en hem
B
slapen en kunnen
C
slapen en zijn
D
ligt en had
Slide 16 - Quiz
persoonsvorm
werkwoord
hoort bij onderwerp
Slide 17 - Slide
hoe vind ik de persoonsvorm
de
tijd
van een zin veranderen - het werkwoord dat verandert, is de pv
het
aantal
van het onderwerp van de zin veranderen - het werkwoord dat verandert, is de pv
Slide 18 - Slide
Hij
ligt
weer te slapen, terwijl de uitgelegde stof ook voor hem zo interessant
had
kunnen zijn.
ligt hoort bij het onderwerp
hij
(wie ligt?)
had hoort bij de de
uitgelegde stof
(wat had?)
Slide 19 - Slide
persoonsvorm tegenwoordige tijd
stam
werk/en = werk
Slide 20 - Slide
tegenwoordige tijd
ik werk
jij/je werkt -stam + t
u werkt - stam +t
hij/zij/het werkt - stam + t
wij werken - hele werkwoord
jullie werken - hele werkwoord
zij werken - hele werkwoord
nooit een D achter de stam in de tt!
Slide 21 - Slide
verleden tijd
proeven
stam - proev/en = proev
verbazen
stam - verbaz/en = verbaz
Slide 22 - Slide
zwakke werkwoorden vt
eindigen op
't ex kofschip
ik wer
k
- stam +
te
jij/je werkte -stam +
te
u werkte - stam +
te
hij/zij/het werkte - stam +
te
wij werken - stam +
ten
jullie werkten - stam +
ten
zij werkten - stam +
ten
Slide 23 - Slide
zwakke werkwoorden vt
niet in 't ex kofschip
ik vertelde - stam +
de
jij/je vertelde -stam +
de
u vertelde - stam +
de
hij/zij/het vertelde - stam +
de
wij vertelden - stam +
den
jullie vertelden - stam +
den
zij vertelden - stam +
den
Slide 24 - Slide
sterke werkwoorden
veranderen van klank
ik loop - ik liep
hij snijdt - hij sneed
zij vindt - zij vond
zo kort mogelijk schrijven - dus nooit dubbel t of d
Slide 25 - Slide
oefening vt
zet de werkwoorden in de juiste tijd
let op persoonsvorm + onderwerp
tijd: 10 minuten
Klaar?
tekst controleren met complete tekst
bespreking opdracht
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Video
pv verleden tijd - sterk
9.) gaan
ik ga - ik ging - ik ben gegaan
Naar de kerk
gingen
ze niet....
Slide 28 - Slide
pv verleden tijd - zwak
10.) sleutelen
ik sleutel - ik sleutelde - ik heb gesleuteld
Het liefst
sleutelde
hij aan autopeds en fietsjes.
Slide 29 - Slide
PV verleden tijd sterk
4.) sterven
Jansma was die zondag in zijn huis
gestorven
..... - voltooid deelwoord
5.) verwaarlozen
..... aan de complicaties van een langdurig
verwaarloosde
navelbreuk - bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Slide 30 - Slide
check op lesdoelen
Slide 31 - Slide
reflectie vragen
Zijn er echt zoveel regels?
Waar herken je een werkwoord aan?
Wat moet je nog extra oefenen?
Slide 32 - Slide
volgende les
Slide 33 - Slide
More lessons like this
Spelling persoonsvorm in de vt
June 2019
- Lesson with
25 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Proefles o.v.t. zwakke en sterke werkwoorden, 1F
April 2018
- Lesson with
27 slides
by
SCORE Nederlands vo/mbo
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
SCORE Nederlands vo/mbo
Spelling T2L5: Ik, jij of wij
February 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Lager onderwijs
pv tt/vt 1TH
October 2022
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Persoonsvorm tt en vt - en vd
October 2021
- Lesson with
43 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
1 hv - ww-spelling
11 days ago
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1 hv - ww-spelling
February 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
K1 H5 Persoonsvorm vt van zwakke werkwoorden
June 2024
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1