Taalverzorging 4.3a Verwijzen

Taalverzorging 4.3a

  • Herhalen 4.2: tekstverbanden
  • Uitleg 4.3a: verwijzen
  • Opdrachten maken
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Taalverzorging 4.3a

  • Herhalen 4.2: tekstverbanden
  • Uitleg 4.3a: verwijzen
  • Opdrachten maken

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van de les 


  • kun je uitleggen wanneer je hen, hun, ze en zij gebruikt 
  • kun je hierbij voorbeeldzinnen maken.

Slide 2 - Slide

Tekst
opsomming
tegenstelling
oorzaak/
gevolg
voorwaarde
vergelijking
reden/
argument
doel-middel
samenvatting
kortom
waardoor
tenzij
en
hoewel
zoals
namelijk
met behulp van

Slide 3 - Drag question

Slide 4 - Slide

Waarom gebruik je verwijswoorden?

Slide 5 - Open question

Je gebruikt verwijswoorden om herhaling te voorkomen. Daardoor wordt jouw tekst interessanter.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Let op: het moet wel duidelijk blijven wie/ wat je bedoelt.
De juf gaf Lisa haar proefwerk terug. Ze was tevreden met het resultaat.
??
De juf gaf Tom zijn proefwerk terug. Hij was tevreden met het resultaat.
De juf gaf Tom zijn proefwerk terug. Zij was tevreden met het resultaat.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Waarnaar verwijst 'dat' in de volgende zin: Is het zaaltje voor het overleg, dat voor volgende week gepland staat, al gereserveerd?
A
het zaaltje
B
het overleg

Slide 11 - Quiz

Waarnaar verwijst 'het' in de volgende zin: Dit gereedschap voor de service-unit moet nodig vernieuwd worden, want het is sterk verouderd.
A
dit gereedschap
B
de service-unit

Slide 12 - Quiz

Waarnaar verwijst 'die' in de volgende zin: De behandeling van het slachtoffer verliep goed; die was in handen van gespecialiseerd personeel.
A
de behandeling van het slachtoffer
B
het slachtoffer

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Bel jij de klanten en wil jij ... vragen of de vergadering uitgesteld kan worden?
A
hen
B
hun
C
zij
D
ze

Slide 19 - Quiz

De leerlingen hebben morgen de Cito-toets. Wil jij ze voor ... klaarleggen op de tafels?
A
hen
B
hun
C
zij
D
ze

Slide 20 - Quiz

Waarom lopen de patiënten hier nog rond? Eigenlijk moeten ... nu beginnen met hun oefeningen
A
hen
B
hun
C
zij
D
ze

Slide 21 - Quiz

Al die stenen zijn op de verkeerde plaats neergelegd. Wil jij ... aan de andere kant neerzetten?
A
hen
B
hun
C
zij
D
ze

Slide 22 - Quiz

De directieleden kwamen met een nieuw plan, maar de ondernemingsraad wil eerst een overleg met ... voordat ze het goedkeuren.
A
hen
B
hun

Slide 23 - Quiz

Aan de slag!
Maak opdr. 1 t/m 4 van Taalverzorging 4.3: verwijzen

Slide 24 - Slide

Op de schaal van 0 t/m 100, hoe goed kun jij nu verwijzen?
0100

Slide 25 - Poll

Geef een voorbeeldzin met hen, hun, zij en ze.

Slide 26 - Open question