This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 10 min
Items in this lesson
Herhaling H28 en H29
Slide 1 - Slide
Als een bedrijf aan debiteuren 2 maanden krediet levert, welke maanden ontvangt het bedrijf dan geld in het 2e kwartaal van gemaakte omzet?
Slide 2 - Open question
Als een bedrijf aan debiteuren 2 maanden krediet levert, van welke maanden ontvangt het bedrijf dan geld in het 2e kwartaal van gemaakte omzet?
ontvangsten: februari, maart, april
Slide 3 - Slide
Als je van crediteuren 1 maand krediet krijgt, welke maanden ga je dan betalen in het 2e kwartaal
A
april, mei, juni
B
maart, april, mei
C
mei, juni, juli
D
februari, maart, april
Slide 4 - Quiz
Waar komt het positieve saldo van ontvangsten en uitgaven (dus van je liquiditeitsoverzicht) bij op de balans?
Slide 5 - Open question
Liquide middelen: bank of kas
Waar komt het positieve saldo van ontvangsten en uitgaven (dus van je liquiditeitsoverzicht) bij op de balans?
Slide 6 - Slide
december: verkoop op rekening van 300 stuks a EUR 90 Januari: inkoop per kas: 500 stuks a EUR 50 Januari: verkoop op rekening 200 stuks a EUR 90 Debiteuren: 1 maand termijn. Uitgaven in januari?
A
300 stuks a EUR 90
B
500 stuks a EUR 50
C
200 stuks a EUR 90
D
200 stuks a EUR 50
Slide 7 - Quiz
december: verkoop op rekening van 300 stuks a EUR 90 Januari: inkoop per kas: 500 stuks a EUR 50 Januari: verkoop op rekening 200 stuks a EUR 90 Debiteuren: 1 maand termijn. Kosten in januari?
A
300 stuks a EUR 90
B
500 stuks a EUR 50
C
200 stuks a EUR 90
D
200 stuks a EUR 50
Slide 8 - Quiz
december: verkoop op rekening van 300 stuks a EUR 90 Januari: inkoop per kas: 500 stuks a EUR 50 Januari: verkoop op rekening 200 stuks a EUR 90 Debiteuren: 1 maand termijn. Opbrengsten in januari?
A
300 stuks a EUR 90
B
500 stuks a EUR 50
C
200 stuks a EUR 90
D
200 stuks a EUR 50
Slide 9 - Quiz
december: verkoop op rekening van 300 stuks a EUR 90 Januari: inkoop per kas: 500 stuks a EUR 50 Januari: verkoop op rekening 200 stuks a EUR 90 Debiteuren: 1 maand termijn. Ontvangsten in januari?
A
300 stuks a EUR 90
B
500 stuks a EUR 50
C
200 stuks a EUR 90
D
200 stuks a EUR 50
Slide 10 - Quiz
Wat betekent een banksaldo aan de credit kant van de balans?
A
geld op de bank
B
rood staan op de bank
Slide 11 - Quiz
Waar staat op de balans vooruitontvangen bedragen
A
Debet
B
Credit
Slide 12 - Quiz
Ik los een lening af met 1.000 Euro. Hoe komt dit op de balans?
A
Niet
B
lening (rechts) - 1.000
Bank (links) - 1.000
C
Lening (rechts): -1.000
Eigen vermogen: +1.000
Slide 13 - Quiz
Ik los een lening af met 1.000 Euro. Hoe komt dit op de winst en verliesrekening?
A
Niet
B
lening (rechts) - 1.000
Bank (links) - 1.000
C
Lening (rechts): -1.000
Eigen vermogen: +1.000
D
kosten: -1.000
Slide 14 - Quiz
Mijn bedrijf schrijft 5.000 Euro per jaar af op de bestelauto's. Hoe komt dit op de Winst & Verliesrekening?
A
niet
B
Auto's: -5.000
Eigen vermogen: -5.000
C
Afschrijvingskosten: -5.000
D
Auto's: 5.000
Slide 15 - Quiz
Mijn bedrijf schrijft 5.000 Euro per jaar af op de bestelauto's. Hoe komt dit op de liquiditeitsrekening?