Nederlands in de brugklas

Nederlands in de brugklas
1 / 39
next
Slide 1: Slide
Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands in de brugklas

Slide 1 - Slide

Wie ben ik?
Yolanda Kaufmann
docent Nederlands
Tabor - Werenfridus

Slide 2 - Slide

Van de basisschool naar het voortgezet onderwijs:

Wat weet je al? 

Slide 3 - Slide

Nederlands op de basisschool: taal
Nederlands in het voortgezet onderwijs? Wat is dat precies?
Ga naar menti.com
Code 627958

Slide 4 - Slide

En nu: het boek!
Wat is het verschil tussen de inhoudsopgave en het register?

Slide 5 - Slide

Taal
Er bestaan veel taalspelletjes, zoals Lingo, Galgje, Scrabble, Hints, enz. We doen een spelletje op p. 23. 
Wie herkent de beroepen? 

Slide 6 - Slide

Taal
Ook grappig is het als taal dubbelzinnig wordt. Wat betekent dat? 
Kijk maar eens op p. 65. We maken oefening 3 over homoniemen. Wat zijn dat? 

Slide 7 - Slide

Spelling
Waarom is spelling zo belangrijk? "Je snapt toch wel wat ik bedoel?" Maar stel nou dat iedereen schrijft wat hij hoort? Dan gebeurt er dit:

Slide 8 - Slide

Spelling
Dese mijfakansie sijn wu naar Vrankreik guweest. Zame hebbu wu veel leuke dinge gedaan. Elku ogtent ate we krosants, egt lekkur! Du irste dach gingu wu naar de dierutuin. Er ware ontsettunt veul vesgillundu dieru, maar de oliefantu en teigers vint ik het leukste. Mein zusju fint juizt de pinkwins en de biru heel spannunt. 

Slide 9 - Slide

Spelling
Daarom is spelling dus belangrijk!
We doen een oefening op p 73: -d of -t?

Slide 10 - Slide

Spelling, de antwoorden, p.73
laatst       ochtendkrant      olifant
stond      huilend      strand
overkant      Engeland      had      hand
vond      zand      dicht      mand
tand      kracht      verwant
verstand      stond      krant

Slide 11 - Slide

Spelling:    stam+t
Werkwoorden:
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik loop, loop ik? loop jij? 
jij loopt, hij loopt, zij loopt, wie loopt?

Oefening op p 117

Slide 12 - Slide

Spelling, de antwoorden, p.117
1 reageert 
2 beantwoordt 
3 vind
4 bloost 
5 gelooft

Slide 13 - Slide

Poëzie
Gedichten kom je overal tegen: in reclames, op geboortekaartjes, op ramen of grote posters op straat, in restaurants. Maar ook liedjes en raps zijn gedichten. Poëzie lijkt wel eens moeilijk, maar als je weet wat een gedicht betekent, wordt het leuk!

Slide 14 - Slide

Poëzie, p.37

Slide 15 - Slide

Lezen en Lezen
Huh, wat bedoel je daar nou mee?

Slide 16 - Slide

Lezen 1: Fictie lezen
Wat is fictie? 
Fictie betekent 'verzonnen', 'niet echt'. Het kán wel echt gebeurd zijn, maar er is een verhaal van gemaakt. Verhalen willen je vermaken: spannend, zielig, grappig, romantisch, griezelig, enz. Je wordt meegenomen naar een wereld die niet bestaat of naar een andere tijd. 

Slide 17 - Slide

Fictie
In de brugklas maak je een boekverslag. Dan denk je extra goed na over wat er gebeurt in jouw boek. Héél belangrijk is jouw eigen mening.
Beoordelingswoorden: leuk, grappig, saai, 'ik moest erom huilen'. 
Welke beoordelingswoorden ken jij?

Slide 18 - Slide

Fictie
Welke beoordelingswoorden ken jij?
Code: 567137

Slide 19 - Slide

De volgende keer
Huiswerk
Begrijpend lezen
Spreekwoorden
Grammatica

Slide 20 - Slide

Huiswerk
- Beoordeel het boek dat je leest met minimaal 3 beoordelingswoorden. 
   Geef ook aan waarom je deze woorden kiest (met voorbeeld?). 

- Maak de spellingoefening op p.118, let op: alleen zin 1-10.

(Let op: lukt het niet, maak je geen zorgen, het is maar een oefeningetje!)

Slide 21 - Slide

Nederlands in de brugklas, deel 2
Voorlezen
Huiswerkcontrole
Spreekwoorden
Grammatica
Lezen

Slide 22 - Slide

Voorlezen
In de brugklas lezen we vaak voor. 

'Hoe overleef ik de brugklas?'

Slide 23 - Slide

Huiswerk
Beoordeling van je boek: is dat gelukt? Wat ging goed? Wat vond je moeilijk?

Slide 24 - Slide

Huiswerk
Spelling, de antwoorden van opdr. 8, p. 117 

Slide 25 - Slide

Spreekwoorden
Wie vindt de meeste spreekwoorden? 

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Een beetje hulp:
De kat uit de boom kijken                                     Er leiden vele wegen naar Rome
Met de deur in huis vallen                                    Blaffende honden bijten niet
Het paard achter de wagen spannen             Het hoofd boven het water houden
Oude koeien uit de sloot halen                          Je hoofd verliezen
Spijkers op laag water zoeken                           Achter de wolken schijnt de zon
Na regen komt zonneschijn                               Teveel hooi op je vork nemen
Zoals het klokje thuis tikt...                                 Als een lopend vuurtje

Slide 28 - Slide

Lezen
Wat is ook alweer fictie en non-fictie?

Slide 29 - Slide

Fictie en non-fictie
Fictie was verzonnen, bijvoorbeeld een liedje of een gedicht, een tv-serie. Non-fictie gaat over feiten. Bijvoorbeeld het journaal, de krant, een schoolboek, een tijdschrift.

Slide 30 - Slide

Fictie/non-fictie
Even testen
Ga naar kahoot.it
Code op het bord

Slide 31 - Slide

Begrijpend lezen
Heel erg belangrijk in het voortgezet onderwijs
Waar gaat de tekst over? 
Wat is belangrijk en wat minder?
Wat wil de schrijver vertellen?
Begrijp je alle informatie?

Slide 32 - Slide

Begrijpend lezen
Nog een kleine oefening op p. 7

Waar kun je allemaal aan zien waar de tekst over gaat?

Slide 33 - Slide

Grammatica
Ontleden:
Taalkundig
en
Redekundig

Slide 34 - Slide

Grammatica

Taalkundig ontleden: woordsoorten
(znw, lw, ww, bnw, vz)
Herken je het zelfstandig naamwoord?
Oefening op p.29


Slide 35 - Slide

Grammatica
Redekundig ontleden: zinsdelen 
(pv, gez, ond, lvw, mvw, bwb)
Herken je de persoonsvorm?
Oefening op p.26

Slide 36 - Slide

Nog tijd?
Verhaalfragmenten

(Perspectief?)

Slide 37 - Slide

Afronding
Hoe vond je de proeflessen? 
Wat heb je geleerd over het voortgezet onderwijs?
Wat heb je geleerd over Nederlands?

Slide 38 - Slide

Tot slot
Heel veel plezier in de brugklas!

Slide 39 - Slide