Cursus spelling (§1 t/m 5)

Cursus spelling (§1 t/m 5)
Oefenen voor de toets. 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Cursus spelling (§1 t/m 5)
Oefenen voor de toets. 

Slide 1 - Slide

§1 hoofdletters

Slide 2 - Slide

Waar of niet waar:
Aan het begin van een zin schrijf je een hoofdletter.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Morgen ga ik een dagje naar de dierentuin.
waarom is Morgen met een hoofdletter geschreven?

Slide 4 - Open question

Diego en Daan luisteren graag naar Spaanse muziek.
Waarom is Spaanse met een hoofdletter geschreven?

Slide 5 - Open question

§2 Leestekens: punt, uitroepteken, vraagteken.

Slide 6 - Slide

Na een vraag gebruik je een............

Slide 7 - Open question

Verbeter het leesteken.
Tijmen gaat het liefst op de fiets naar school?

Slide 8 - Open question

§3 laatste letter -d of -t

Slide 9 - Slide

waar of niet waar?
Een woord dat eindigt op een t-klank schrijf je altijd met een -t.
A
Waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

schrijf je het woord met een -d of met een -t?
A
Foud
B
fout

Slide 11 - Quiz

schrijf je het woord met een -d of met een -t?
A
Gebied
B
gebiet

Slide 12 - Quiz

schrijf je het woord met een -d of met een -t?
A
Beesd
B
beest

Slide 13 - Quiz

§4 meervouden

Slide 14 - Slide

Als er van iets meer dan één is noem je dat.........

Slide 15 - Open question

Verbeter de fout met het meervoud.
'De juweelen van mevrouw de Wit zijn gestolen.

Slide 16 - Open question

§5 verkleinwoorden

Slide 17 - Slide

Noteer het verkleinwoord van het volgende woord:
papier.

Slide 18 - Open question

Noteer het verkleinwoord van het volgende woord:
worm.

Slide 19 - Open question

Noteer het verkleinwoord van het volgende woord:
cola.

Slide 20 - Open question