Ik kan de persoonsvorm vinden en zinnen in zinsdelen verdelen
Slide 2 - Slide
Allereerst...
Is iedereen aanwezig?
Slide 3 - Slide
Huiswerk nakijken
Cursus 5 paragraaf 1 Persoonsvorm en zinsdelen blz 204
Maken opdracht 1 t/m 4 in je schrift
Slide 4 - Slide
Aan de slag
Cursus 5 paragraaf 1 Persoonsvorm en zinsdelen blz 205
Maak opdracht 5 en 6
Opdracht 5 mag in je boek 5 minuten
Opdracht 6 moet in je schrift 5 minuten
Klaar? ga verder met paragraaf 3 blz 208 en 209
Slide 5 - Slide
Onderwerp
Cursus 5 paragraaf 3 blz. 208 en blz.209
Maak opdracht 1, 2 en 3
Opdracht 1 mag in je boek 5 minuten
Opdracht 2 mag in je boek 5 minuten
Opdracht 3 moet in je schrift
Klaar? ga puzzelen achterin het boek
Slide 6 - Slide
De persoonsvorm (pv)
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
Elke zin heeft altijd één persoonsvorm.
Staat er maar één werkwoord in de zin? Dan is dat automatisch de persoonsvorm.
Door de zin van tijd of getal te veranderen kan je de persoonsvorm vinden. Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm. Ook als je er een vraagzin van maakt.
Slide 7 - Slide
Zet de zin in een andere tijd.
Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Joost kan goed voetballen.
Joost kon goed voetballen.
Het werkwoord kan wordt kon, dus kan is de persoonsvorm.
Slide 8 - Slide
Zinsdelen
Doe de zinsdeelproef: Probeer welke woorden je samen voor de persoonsvorm kunt zetten.
Kijk welke woorden altijd naast elkaar blijven staan als je de zin verandert
Bijvoorbeeld: - Na het zesde lesuur / mogen / de leerlingen / naar huis. - De leerlingen / mogen / na het zesde lesuur / naar huis. - Naar huis / mogen / de leerlingen / na het zesde lesuur. - Naar / mogen / de leerlingen / huis / na het zesde lesuur - na het / mogen / de leerlingen / naar huis / zesde lesuur
Slide 9 - Slide
Boekopdracht
Kies een van de opdrachten uit de boekenmissie.
Volgende week woensdag gaan we naar de bibliotheek om een boek uit te zoeken.
Geef deze week via Magistermail aan de docent door of je wel of geen bibliotheekpas hebt.