2.1 klant- of cliëntgesprek (zakelijk gesprek voeren)

Gesprekken Hoofdstuk 2
2.1 Klant- of cliëntgesprek
2.2 Klachtgesprek
2.3 discussie
2.4 werkoverleg
2.5 sollicitatiegesprek
2.6 functioneringsgesprek

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Gesprekken Hoofdstuk 2
2.1 Klant- of cliëntgesprek
2.2 Klachtgesprek
2.3 discussie
2.4 werkoverleg
2.5 sollicitatiegesprek
2.6 functioneringsgesprek

Slide 1 - Slide

Lesdoel
  • Je weet wat belangrijk is in een zakelijk gesprek
  • Je voert een zakelijk (telefoon)gesprek

Slide 2 - Slide

In welke situatie heb jij een zakelijk (telefoon)gesprek gevoerd?

Slide 3 - Open question

Voorbeelden zakelijk gesprek
Werksituaties:
  • Gesprek met leidinggevende 
  • Gesprek met klant
  • Gesprek met iemand van andere afdeling binnen het bedrijf
Privé situaties:
  • Gesprek met de gemeente/overheid
  • Gesprek met zorgverzekeraar / bank 

Slide 4 - Slide

Opbouw zakelijk gesprek
Kop => Inleiding
  • Begroeting/voorstellen
  • Kom/ bel ik gelegen
  • Aanleiding gesprek

Romp => Kern/midden
  • Wat wil je weten/bespreken?
  • Wat wil de ander weten/bespreken?

Staart => Slot
  • Samenvatten
  • Herhalen gemaakte afspraken
  • Afsluiting

Slide 5 - Slide

Begroeten
De juiste begroeting hangt deels af van het tijdstip waarop iemand belt:
Goedemorgen ('s ochtends tot 12 uur)
Goedemiddag (12 - 18 uur)
Goedenavond (na 18:00 uur)

Slide 6 - Slide

Voorstellen in werksituatie
Je noemt eerst de bedrijfsnaam en daarna zeg jij je eigen naam. Bijvoorbeeld:
Goedemorgen, Wessels Transport, u spreekt met.....


Slide 7 - Slide

Met wie spreek je?
  • Noteer de naam van de klant/contactpersoon
  • Noem hem/haar bij naam, dan voelt hij/zij zich gehoord
  • Bied je hulp aan

Voorbeeld: "Wat kan ik voor u doen, mevrouw Jansen?"

Slide 8 - Slide

Aanleiding gesprek
Waarom/waarover wil je in gesprek?
Waarom/waarover belt iemand jou?
= korte uitleg wat de reden is dat je belt
of in gesprek wilt.

Bijvoorbeeld: "Ik heb vorige week een telefoon bij u gekocht, maar er zit geen oplader bij."

Slide 9 - Slide

Kern van het gesprek
  • Doel (wat wil je bereiken?)
  • Voorbereiding: 
- Welke vragen heb je? Welke vragen/mening heeft de ander?
- Zorg dat je de benodigde informatie bij de hand hebt.
  • Check of je alles besproken hebt/ doel bereikt is.

Slide 10 - Slide

Luisteren
  • Luister geconcentreerd
  • Noteer belangrijke informatie
  • Laat merken dat je luistert
  • Gebruik LSD

Slide 11 - Slide

LSD, wat is dat?

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Gesprek afsluiten

  • Vat samen wat je besproken hebt.
  • Herhaal de gemaakte afspraken.
  • Is alles duidelijk? 
  • Vraag of je verder nog iets  kunt doen. 
  • Bedank voor het bellen/gesprek en wens hem/haar een fijne dag. 

Slide 14 - Slide

Aan de slag in tweetallen
  • Je krijgt zo een situatie omschrijving waarin je telefonisch informatie gaat opvragen.
  • Bereid in tweetallen aan de hand van 6 vragen een telefoongesprek voor. 
  • Spreek af wie welke rol neemt en voer het gesprek.
  • Bespreek samen hoe het gesprek ging (wat ging goed, wat kan beter?).
  • Wissel van rol en voer het gesprek nogmaals.
  • Aan het einde vraag ik 1 van jullie om het gesprek nog een keer met mij te voeren (de klas luistert en geeft feedback).

Slide 15 - Slide

Bereid een zakelijk telefoongesprek voor
Je zag op de website van freshtival in Enschede dat ze voor het weekend van 
3, 4 en 5 juni nog vrijwilligers zoeken. Er worden verschillende functies 
aangeboden die je leuk lijken, maar het liefst sta je achter de bar of de kassa. 
Omdat je geen ervaring hebt, bel je met Hans Kennedonk om te vragen 
of dat een probleem is. Ook wil je weten hoe het zit 
met eten, drinken en overnachten.

1. Bedenk een openingszin waarin je jezelf voorstelt.
2. Hoe vraag je of het uitkomt dat je belt?
3. Noteer een zin waarin je duidelijk maakt waarom je belt.
4. Noteer 2 vragen die je wilt stellen.
5. Wat zal Hans Kennedonk van jou willen weten? Noteer 2 vragen
6. Noteer een goede afsluitende zin.
timer
10:00

Slide 16 - Slide

Voer het telefoongesprek 
  • Stem samen af wie de rol van Hans Kennedonk speelt.
  • Voer samen het gesprek. 
  • Bespreek het gesprek na: 
        Wat ging er goed en wat kan er beter?
  • Voer het gesprek nog een keer maar wissel nu van rol.
  • Hoe ging het de tweede keer?
timer
15:00

Slide 17 - Slide