Onregelmatige werkwoorden kunnen t/m misgaan

Onregelmatige werkwoorden kunnen t/m misgaan
1 / 14
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Onregelmatige werkwoorden kunnen t/m misgaan

Slide 1 - Slide

Je oefent de volgende onregelmatige werkwoorden: 


kunnen
lachen
laten
lezen
liggen
lijken
lopen
meedoen
meten
misgaan

Slide 2 - Slide

Wat is het doel? 
Je oefent/kent de goede vorm van de werkwoorden. 
Je weet de betekenis. 
Je  kunt er zinnen mee maken. 

Slide 3 - Slide

Wat is goed?
A
het misging
B
het gaan mis
C
het is misgegaan
D
het heeft misgegaan

Slide 4 - Quiz

Zet de zin in de verleden tijd:
De jongen kan goed voetballen.

Slide 5 - Open question

Wat is goed?
A
lig-lag-zijn gelegen
B
lig-lag-hebben gelagen
C
lig-lag- hebben gelegen
D
lig-leg-hebben gelegen

Slide 6 - Quiz

Maak een zin in de verleden tijd met lezen (enkelvoud of meervoud)

Slide 7 - Open question

Wat is goed?
A
Zij loopte naar school.
B
Ze liep naar school.
C
Ze loopde naar school.
D
Ze leep naar school

Slide 8 - Quiz

Zet in de verleden tijd:
Het lijkt mooi weer te worden.

Slide 9 - Open question

Wat is goed?
A
Hij is meegedaan
B
Hij heeft meegedaan
C
Hij zijn meegedaan
D
Hij hebt meegedaan

Slide 10 - Quiz

Maak een zin in de verleden tijd met :
meten

Slide 11 - Open question

Maak de voltooide tijd:
Hij laat de auto thuis.

Slide 12 - Open question

Wat is de verleden tijd van lachen in het enkelvoud?

Slide 13 - Open question

Maak nu een zin in de voltooide tijd met 'misgaan' en gebruik 'omdat'.

Slide 14 - Open question