Onregelmatige werkwoorden kunnen t/m misgaan


Onregelmatige werkwoorden 
overnemen t/m schoonhouden
Onregelmatige werkwoorden
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


Onregelmatige werkwoorden 
overnemen t/m schoonhouden
Onregelmatige werkwoorden

Slide 1 - Slide

Je oefent de volgende onregelmatige werkwoorden: 



overnemen
oversteken
overtuigen
overvallen
rijden
roepen
ruiken
scheiden
schijnen
schoonhouden



Slide 2 - Slide

Wat is het doel? 
Je oefent/kent de goede vorm van de werkwoorden. 
Je weet de betekenis. 
Je  kunt er zinnen mee maken. 

Slide 3 - Slide

Wat is goed?
A
Ik heb de weg overgestoken.
B
Ik ben de weg overgestoken.
C
Ik ben de weg geoverstoken.
D
Ik ben de weg geoversteekt.

Slide 4 - Quiz

Zet de zin in de verleden tijd:
Mijn manager overtuigt me van zijn mening.

Slide 5 - Open question

Wat is goed?
A
overvallen - overviel - hebben/zijn overvallen
B
overvallen - overvielde - hebben/ zijn overvielen
C
overvallen - overvalde - hebben/zijn overvallen
D
overvallen - overvielde - hebben/zijn overvallen

Slide 6 - Quiz

Maak een zin in de verleden tijd met rijden (enkelvoud of meervoud)

Slide 7 - Open question

Wat is goed?
A
Zij roepte haar moeder.
B
Ze riepte haar moeder.
C
Ze roepde haar moeder.
D
Ze riep haar moeder.

Slide 8 - Quiz

Zet in de verleden tijd:
Ik ruik de geur van verse koffie.

Slide 9 - Open question

Wat is goed?
A
Hij is het plastic afval gescheiden.
B
Hij heeft het plastic afval gescheid.
C
Hij heeft het plastic afval gescheiden.
D
Hij heeft het plastic afval gescheidt.

Slide 10 - Quiz

Maak een zin in de verleden tijd met :
schijnen (enkelvoud)

Slide 11 - Open question

Maak de voltooide tijd:
Hij houdt het aanrecht schoon.

Slide 12 - Open question

Wat is de verleden tijd van 'overnemen' in het enkelvoud?

Slide 13 - Open question