6 Vwo Economie par. 17.1

''Vakbonden maken werk van stijgende energieprijzen bij CAO onderhandelingen''
Wat wordt bedoeld met deze krantenkop?
1 / 20
next
Slide 1: Open question
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

''Vakbonden maken werk van stijgende energieprijzen bij CAO onderhandelingen''
Wat wordt bedoeld met deze krantenkop?

Slide 1 - Open question

SO's ( 1x ): 8,0; 7,0; 8,5, Proefwerk ( 3x ): 6,5; 6,0
Tentamen ( 6x ) : 4,0
Wat is het rapportcijfer? 1 decimaal

Slide 2 - Open question

1 x 8,0 + 1 x 7,0 + 1 x 8,5 + 3 x 6,5 + 3 x 6,0 + 6 x 4,0
----------------------------------------------------------
15

Slide 3 - Slide

Tentamens:
15%: 7,0; 20%: 6,0; 25%: 4,5; 40%: 8,0
SE cijfer? 1 decimaal

Slide 4 - Open question

15 x 7,0 + 20 x 6,0 + 25 x 4,5 + 40 x 8,0
----------------------------------------------
100

Of
0,15 x 7,0 + 0,20 x 6,0 + 0,25 x 4,5 + 0,40 x 8,0

Slide 5 - Slide

Opdracht CPI

Slide 6 - Slide

Opdracht CPI
( 21x3 + 34x1,5 + 13x2 + 9,5x5,5 + 22,5x6 ) / 100 = 3,27
CPI = 103,27

( 21x2,6 + 34x0 + 13x1,9 + 9,5x5,3 + 22,5x6,2 ) / 100 = 2,69
CPI = 102,69

0,21x112,3+0,34x115+0,13x107,8+ 0,095x123+ 0,225x110,5= 113,24

Slide 7 - Slide

De prijs van kleding daalt met 5%, de prijs van huisvesting stijgt met 5%. Alle overige prijzen blijven gelijk. Wat gebeurt er met het CPI?
( zie blz. 155 )
A
Het CPI daalt
B
Het CPI blijft gelijk
C
Het CPI stijgt

Slide 8 - Quiz

Effect op het CPI als de prijs van kleding daalt met 5% en de prijs van huisvesting stijgt met 5%

0,047 x -5 + 0,255 x 5 = + 1,04%

Slide 9 - Slide

Inflatie
Prijspeil maandelijks gemeten tov een jaar geleden
Om seizoensinvloeden geen rol te laten spelen

Let op verschil tussen:
CPI: Gebaseerd op gemiddelde Nederlander      
Persoonlijke inflatie: Eigen wegingsfactoren

CPI: Gebaseerd op gemiddelde Nederlander  
HICP: Gebaseerd op gemiddelde Europeaan  



Slide 10 - Slide

Gevolgen inflatie
Daling koopkracht 
( ric = nic / pic x 100 )

Versnellen aankopen
( producten worden binnenkort duurder, dus nu alvast kopen )

Verslechtering internationale concurrentiepositie
( Als prijzen Ned. producten sneller stijgen dan die in het buitenland )

Slide 11 - Slide

Wie wordt blijer van een hoge inflatie?
A
Schuldenaar
B
Schuldeiser

Slide 12 - Quiz

Gevolgen inflatie
reële waarde vermogensbezit daalt
reële waarde schuld daalt




Slide 13 - Slide

Gevolgen deflatie
Hogere koopkracht

Bestedingen worden uitgesteld

Deflatie --> Lagere winstmarges bedrijven --> Minder investeringen en meer faillissementen --> Lagere werkgelegenheid

Slide 14 - Slide

Els krijgt in 2021 een uitkering van € 1.000,- per maand. In 2021, 2022 en 2023 zal haar uitkering ook € 1.000,- per maand bedragen.
Zal Els hier tevreden mee zijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Waardevast: uitkering stijgt mee met de inflatie ( CPI )

Welvaartsvast: Uitkering stijgt mee met gemiddelde lonen


Waardevast en welvaartsvast lastiger in crisistijd

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Jaar 1
waardevast stijgt mee met prijzen, dus 2%
welvaartsvast stijgt mee met lonen, dus 5%

waardevast, dus koopkracht blijft gelijk 0% ( 102 / 102 x100=100 )

welvaartsvast, lonen +5%, prijzen +2% -> 105 / 102 x 100 = 102,94
dus 2,94%

Slide 18 - Slide

Els haar uitkering zal door problemen met de financiering van het omslagstelsel € 1.000,- blijven. Inmiddels is vooral door de stijgende energieprijzen de inflatie 17%. Met hoeveel procent is haar koopkracht veranderd? ( 1 decimaal en % teken )

Slide 19 - Open question

Hw.
Opgave 17.4

Slide 20 - Slide