Aan de slag: opdr. 1 op p. 94Noteer alle werkwoorden van de zin en omcirkel het
zelfstandig werkwoord.
1. Els wil graag een keer gaan bungeejumpen.2. Voor een Elfstedentocht moet het echt veel harder gaan vriezen.
3. Had je mijn fietssleutel niet beter in je portemonnee kunnen bewaren?
4. De buurvrouw zal echt wel voor je plantjes willen zorgen tijdens de vakantie.
5. In de nieuwe pizzeria zou Pieter heerlijk gegeten hebben.
6. De volgende keer moet Luuk de afwas zorgvuldiger doen.