Leestekens: De puntjes op de i

Leestekens: De puntjes op de i
1 / 14
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Leestekens: De puntjes op de i

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leestekens en begrijpelijkheid
Leestekens zijn essentieel voor het begrijpen van een tekst. Ze geven structuur en betekenis aan zinnen.

Slide 2 - Slide

Introduceer het belang van leestekens in teksten. Bespreek de verschillende soorten leestekens.
Wat weet jij al over het plaatsen van leestekens in teksten?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

De punt
De punt wordt gebruikt aan het einde van een zin. Het geeft aan dat de zin is afgelopen.

Slide 4 - Slide

Laat voorbeelden zien van zinnen met en zonder punt.
Het vraagteken
Het vraagteken wordt gebruikt aan het einde van een vraag. Het geeft aan dat de zin een vraag is.

Slide 5 - Slide

Laat voorbeelden zien van vragen met en zonder vraagteken.
Het uitroepteken
Het uitroepteken wordt gebruikt om nadruk te leggen op een uitroep of emotie. Het geeft aan dat de zin een uitroep is.

Slide 6 - Slide

Laat voorbeelden zien van uitroepen met en zonder uitroepteken.
De komma
De komma wordt gebruikt om zinnen in stukken te verdelen en om aan te geven waar pauzes moeten worden genomen. Het geeft structuur aan de zin.

Slide 7 - Slide

Laat voorbeelden zien van zinnen met en zonder komma. Bespreek de verschillende manieren waarop de komma gebruikt kan worden.
De puntkomma
De puntkomma wordt gebruikt om twee zinnen aan elkaar te verbinden. Het geeft aan dat de zinnen bij elkaar horen.

Slide 8 - Slide

Laat voorbeelden zien van zinnen met en zonder puntkomma.
Het beletselteken
Het beletselteken wordt gebruikt om aan te geven dat er iets wordt weggelaten uit de zin. Het kan ook gebruikt worden om aarzeling of spanning uit te drukken.

Slide 9 - Slide

Laat voorbeelden zien van zinnen met en zonder beletselteken.
Het aanhalingsteken
Het aanhalingsteken wordt gebruikt om aan te geven dat iemand iets zegt of citeert. Het kan ook gebruikt worden om ironie aan te duiden.

Slide 10 - Slide

Laat voorbeelden zien van zinnen met en zonder aanhalingstekens. Bespreek de verschillende soorten aanhalingstekens.
Oefening
Laat de leerlingen een tekst lezen en de juiste leestekens plaatsen.

Slide 11 - Slide

Geef de leerlingen een tekst en laat ze in groepjes de juiste leestekens plaatsen. Bespreek de tekst na en geef feedback op de plaatsing van de leestekens.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 12 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 13 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 14 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.