Reviser avoir / passé composé / bezittelijk voornaamwoord

Traduis en français: naar Chine
A
au Chine
B
en Chine
C
aux Chine
D
à Chine
1 / 16
next
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Traduis en français: naar Chine
A
au Chine
B
en Chine
C
aux Chine
D
à Chine

Slide 1 - Quiz

Traduis en français: in Parijs
A
au Paris
B
en Paris
C
aux Paris
D
à Paris

Slide 2 - Quiz


 avoir




il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 3 - Drag question

Passé composé

Slide 4 - Mind map

le passé composé
Voltooid tegenwoordige tijd --> ik heb tv gekeken 

hulp werkwoord (avoir) + voltooid deelwoord (ww- er + é)

Ik heb tv gekeken --> j'ai regardé la télé
De leraar heeft nagekeken --> le prof a corrigé
Wij hebben gewonnen --> nous avons gagné

Slide 5 - Slide

onregelmatige vormen
être (été); ik ben geweest --> j'ai été
avoir (eu); ik heb gehad --> j'ai eu
faire (fait); ik heb gedaan --> j'ai fait

Wij zijn op vakantie geweest --> nous avons été en vacances.
Hij heeft een cadeau gehad --> il a eu un cadeau.
Jullie hebben paard gereden --> vous avez fait de l'équitation.

Slide 6 - Slide

Zet in de passé composé:
Le prof (expliquer)

Slide 7 - Open question

Zet in de passé composé:
Nous (rencontrer)

Slide 8 - Open question

Zet in de passé composé:
Elles (faire les magasins)

Slide 9 - Open question

Traduis en français: Ik ben in Italie geweest.

Slide 10 - Open question

Traduis en français: Wij hebben gekampeerd.

Slide 11 - Open question

Je comprends la grammaire.
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes naar het Frans.

_________ (haar) grand-père

Slide 13 - Open question

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes naar het Frans.

_________ (jouw) tantes

Slide 14 - Open question

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes naar het Frans.

_________ (mijn) cousine

Slide 15 - Open question

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes naar het Frans.

_________ (zijn) frère

Slide 16 - Open question