This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Bespreking enkele vragen uit verhaalfragment
Hanna Bervoets
Slide 1 - Slide
Hoe heet de ik-figuur in het verhaal?
Slide 2 - Mind map
Tot wie richt zij zich in het fragment, Tegen wie vertelt zij het verhaal?
Slide 3 - Mind map
Wat valt je op aan de tijd in het verhaal?
Slide 4 - Mind map
Wat denk je dat er gebeurd is?
Hoe ben je op dat idee gekomen?
Slide 5 - Slide
Herhaling perspectief
Slide 6 - Slide
Herhaling Perspectief
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Wat is het perspectief?
Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. ‘Kwart voor zes,’ mompelde hij, ‘het is nog nacht.’ Hij wreef zich in het gezicht. ‘Wat een ellendige droom,’ dacht hij. ‘Waar ging het over?’ Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. ‘Het wordt dit weekeind goed weer,’ zei iemand.
A
Ik
B
Personaal (hij/zij)
C
Auctoriaal (alwetend)
D
Meervoudig
Slide 12 - Quiz
Wat is het perspectief?
"De eerste tien jaar van mijn leven was ik niet arm. Ik was op veel manieren anders dan de mensen om mij heen, maar armer was ik niet. Dat weet ik. Er is een moment geweest waarop ik het merkte. Dat herinner ik me als de dag van gisteren."
A
Ik-perspectief
B
Personaal (hij/zij)
C
Auctoriaal (alwetend)
D
Meervoudig
Slide 13 - Quiz
Wat is het perspectief?
"Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van de geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.
A
Ik-perspectief
B
Personaal (hij/zij)
C
Auctoriaal (alwetend)
D
Meervoudig
Slide 14 - Quiz
Uitleg verhaalanalyse Tijd
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
Verteltijd
Vertelde tijd
Aantal pagina's in het boek
De jeugdjaren van de hoofdpersoon die verteld worden.
De dag die verstrijkt in hoofdstuk 1.
De minuten die het duurt om een een verhaal (voor) te lezen.
Slide 18 - Drag question
Bij welke zin begint de flashback?
"Heb ik nooit verteld over die keer dat je oma en ik in het buitenland zaten?”
“Nee, daar weet ik niets van.”
“Het is nu al zeker dertig jaar geleden. We hadden een reis geboekt naar India. In die tijd was het niet gebruikelijk om te reizen. Het begon allemaal toen we uit het vliegtuig stapten..."