de futur proche

de futur proche
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

de futur proche

Slide 1 - Slide

Doel van de les:
  • Je begrijpt wat de 'futur proche' is en je kunt het gebruiken;

  • Je weet hoe je deze werkwoordsvorm moet maken.

Slide 2 - Slide

de futur proche gebruik je om aan te geven dat je iets nog gaat doen:
ik ga pizza eten
wij gaan huiswerk maken

Slide 3 - Slide

je ziet dat we in het Nederlands het werkwoord
gaan
gebruiken in combinatie met een
heel werkwoord

het hele werkwoord is datgene wat je gaat doen

Slide 4 - Slide

In het Frans werkt dat op precies dezelfde manier:
je gebruikt het werkwoord
aller
en daarbij ook 
een heel werkwoord.

net zo als in het Nederlands moet je het werkwoord 
gaan
vervoegen

Slide 5 - Slide

Le verbe Aller (= gaan)
Ik ga = je vais                                wij gaan =  nous allons
jij gaat = tu vas                            jullie gaan / u gaat = vous allez
hij gaat =  il va                              zij gaan (meervoud, manl.) = ils vont
zij gaat =  elle va                          zij gaan (meervoud vrl) = elles vont
gaat = va                         zij gaan (manl en vrl door elkaar) = ils vont

Slide 6 - Slide

Hoe gaat dat dan?

kijk maar naar het volgende filmpje en dan wordt alles duidelijk

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Ok!
nu je het werkwoord
aller
kunt vervoegen, kun je de futur proche gaan maken

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Hoe vaak komt de "futur proche" voor?

Slide 11 - Slide

Zet in de futur proche:
je regarde une série.
A
je vas regarder une série.
B
je vais regarder une série.
C
je vais regarde une série
D
j'aller regarder une série.

Slide 12 - Quiz

welke zin staat in de futur proche?
A
Monique et Pierre vont à Paris.
B
Monique et Pierre sont allés à Paris.
C
Monique et Pierre vont aller à Paris.
D
Monique et Pierre va aller à Paris.

Slide 13 - Quiz

Welke zin staat niet in de futur proche?
A
Tu as mangé une pizza.
B
Tu vas manger une pizza.
C
Vous allez manger une pizza.
D
Nous allons manger une pizza.

Slide 14 - Quiz

vous avez des questions?


Slide 15 - Slide

Memrise

Ga via SOM naar Memrise. Scoor 100% op de memrise over het werkwoord Aller.

Slide 16 - Slide