This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Hefbomen
Slide 1 - Slide
Hoe werkt dit
je vult de test in
ben je klaar dan druk je op het kruisje en druk je op inleveren
als iedereen klaar is, sluit ik de test af
Slide 2 - Slide
De eenheid van kracht is
A
meter
B
F
C
Newton
D
power
Slide 3 - Quiz
Wat is het symbool van de grootheid kracht?
A
K
B
F
C
N
D
kg
Slide 4 - Quiz
Hoeveel kracht is er nodig om 1 kilogram op te tillen ?
A
9,81 N
B
981 N
C
10 N
D
100 N
Slide 5 - Quiz
Een hefboom heeft in natuurkundige beschrijving de volgende items. Welke hoort er niet bij?
A
Draaipunt
B
Kracht
C
Massa
D
Arm
Slide 6 - Quiz
Met welke formule bereken je de grootte van het moment?
A
M links = M rechts
B
M = F x r
C
W links = W rechts
D
W = F x s
Slide 7 - Quiz
De arm van de werkkracht is 4x zo klein als die van de spierkracht. De spierkracht is dus:
A
4x zo groot als de werkkracht
B
4x zo klein als de werkkracht
C
2x zo groot als de werkkracht
D
2x zo klein als de werkkracht
Slide 8 - Quiz
Aan een hefboom hangt op 25 cm van het draaipunt een massablokje van 30 gram. Hoe ver moet je een massablokje van 15 gram hangen aan de andere kant voor evenwicht?
A
Op een afstand kleiner dan 25 cm
B
Ook op 25 cm
C
Op een afstand groter dan 25 cm
D
Ik weet het niet
Slide 9 - Quiz
Aan een hefboom hangt op 15 cm van het draaipunt een massablokje van 50 gram. Hoe ver moet je een massablokje van 30 gram hangen aan de andere kant voor evenwicht?
A
Op 20 cm
B
Op 25 cm
C
Op 30 cm
D
Het goede antwoord staat er niet bij
Slide 10 - Quiz
Het draaipunt zit bij punt
A
P
B
Q
C
R
Slide 11 - Quiz
Het moment van de spierkracht is
A
0,46 Nm
B
0,56 Nm
C
52 Nm
D
5,7 Nm
Slide 12 - Quiz
Bereken de werkkracht
Slide 13 - Open question
De kruiwagens zijn identiek. In welke situatie moet het poppetje de minste kracht uitoefenen?
A
situatie 1
B
situatie 2
C
maakt niets uit
Slide 14 - Quiz
leg je keuze uit
Slide 15 - Open question
In welke situatie is de kruiwagen het handigst beladen?
A
situatie 1
B
situatie 2
C
situatie 3
Slide 16 - Quiz
Bereken d. Geef je alleen je antwoord met eenheid. Rond af op 3 cijfers.
Slide 17 - Open question
Bereken a. Geef je alleen je antwoord met eenheid. Rond af op 2 cijfers.
Slide 18 - Open question
Bereken a. Geef je alleen je antwoord met eenheid. Rond af op 2 cijfers.