Introductie vak Nederlands 2022/2023

Introductie Nederlands
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Introductie Nederlands

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?


  • Voorstellen
  • Introductie Nederlands
  • Kijkje nemen in SOM & boek (planner, boek)
  • Quiz Nederlands
  • Nieuwsbegrip

Slide 2 - Slide

VOORSTELLEN
Mevrouw/juf Feddema. 
Docent Nederlands sinds 12 jaar, maar in de tussentijd ook veel andere dingen gedaan (ik heb veel baantjes gehad). 

Word moeder, met man in Bos en Lommer (Amsterdam-West)
Heb geen huisdieren. Houd van dansen, Soul en Funk muziek. 

Kunnen jullie me twee dingen over jezelf vertellen?

Slide 3 - Slide

Nederlands
  • 3 uur in de week

  • 1 uur les in de bieb

Slide 4 - Slide

Wat heb je nodig voor Nederlands?
  • Altijd mee:
  • boek
  • Plenda
  • etui met pen
  • map/schrift
  • goed humeur

Slide 5 - Slide

Waar denk je aan bij
het vak Nederlands?

Slide 6 - Mind map

Hoe heet deze schrijfster?
A
Thea Beckman
B
Annie M.G. Schmidt
C
Carry Slee
D
Mel Wallis de Vries

Slide 7 - Quiz

In welk land wordt geen Nederlands gesproken?
A
Aruba
B
België
C
Suriname
D
Luxemburg

Slide 8 - Quiz

Hoe heet de hoofdpersoon in het boek Het leven van een loser?
A
Bram Bootmans
B
Bram Botermans
C
Bram Boot
D
Bram Boterham

Slide 9 - Quiz

Wat is de naam van het boek dat je gaat gebruiken voor het vak Nederlands?
A
Nederland, o Nederland
B
Een nieuw begin
C
Op niveau
D
Nieuw Nederlands

Slide 10 - Quiz

Hoeveel letters heeft het alfabet?

Slide 11 - Open question

Hoe heet deze schrijver?
A
Jan Terlouw
B
Paul van Loon
C
Jacques Vriens
D
Arend van Dam

Slide 12 - Quiz

De woorden -de-, -het- en -een- zijn...
A
Lidwoorden
B
Werkwoorden
C
Voorzetsels
D
Zelfstandige naamwoorden

Slide 13 - Quiz

Uit welk liedje komt de zin: Oh, oh, oh, oh, oh, yeah, oh, oh, oh.
A
Hoe
B
Hoogste versnelling
C
Beauty & de brains
D
Sexy als ik dans

Slide 14 - Quiz

Wat is de afkorting van jullie docent Nederlands?
A
ITS
B
TIL
C
TIS
D
TIE

Slide 15 - Quiz

Wat is -fiets- voor een woord?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Werkwoord
D
Voorzetsel

Slide 16 - Quiz

In welke zin staat een bijvoeglijk naamwoord?
A
Ik fietste gisteren naar huis.
B
Mijn moeder en ik gaan boodschappen doen.
C
Ik wil later een rode auto.
D
Ik zit in de brugklas!

Slide 17 - Quiz

Wat verwacht je van het vak Nederlands?

Slide 18 - Open question

Heb je nog vragen over mij of over het vak Nederlands?

Slide 19 - Open question

Tot de volgende keer!

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide