Spelling: samenstellingen

Goedemorgen, DB4Z!
Wat gaan we vandaag doen?
- Jeugdjournala
- Waar zijn alle Nederlands boeken?
- Leerdoelen
- Aantekeningen: aan elkaar schrijven
- De spatie maakt het verschil
- Oefenen, oefenen, oefenen

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Goedemorgen, DB4Z!
Wat gaan we vandaag doen?
- Jeugdjournala
- Waar zijn alle Nederlands boeken?
- Leerdoelen
- Aantekeningen: aan elkaar schrijven
- De spatie maakt het verschil
- Oefenen, oefenen, oefenen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Boek Nederlands
Ze liggen niet allemaal in het lokaal.. Maar waar dan wel?

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
- Ik kan samenstellingen op de juiste manier schrijven.
- Ik weet wanneer ik woorden aan elkaar of los moet schrijven. 
 


Slide 4 - Slide

Maak nieuwe woorden:
1: fiets, deur, slag, lees, schoenen, eiken
2: plank, doos, boom, klink, bel

Slide 5 - Open question

Aantekeningen: Aan elkaar schrijven
Je schrijft twee of meer woorden aan elkaar als ze samen één begrip/ding vormen. 
  1. Twee of meer zelfstandige naamwoorden
school + boek = schoolboek
hoofd + doek = hoofddoek
motor+boot+verzekering = motorbootverzekering

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Boeven pakken / boevenpakken

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Boeren met worst / boerenmetworst

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Gouden medaillewinnaar / goudenmedaillewinaar

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Halvefinalist / Halve finalist

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
postbezorger
B
post bezorger

Slide 16 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
postbezorgen
B
post bezorgen

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
personeelsfeest
B
personeels feest

Slide 18 - Quiz

Bedenk een samenstelling bestaande uit drie woorden.

Slide 19 - Open question

Bedenk een samenstelling bestaande uit zoveel mogelijk woorden

Slide 20 - Open question

Aantekeningen: Aan elkaar schrijven
2. werkwoorden die beginnen met voorzetsels, zoals: na, op, over, uit
Ik heb de hond uitgelaten.
We hebben de chips opgegeten.

3. woorden met er-, daar-, hier- en waar- plus een voorzetsel.

erin, daarachter, hierbij, waarover

Slide 21 - Slide

Ik lever het in.
A
inleveren
B
in leveren

Slide 22 - Quiz

Ik lever het in.
A
inleveren
B
in leveren

Slide 23 - Quiz

Ik zoek iets uit.
Jij hebt iets ..........

Slide 24 - Open question

Zij denken erover na.
Wij gaan erover ......

Slide 25 - Open question

Aantekeningen: Aan elkaar schrijven
2. werkwoorden die beginnen met voorzetsels, zoals: na, op, over, uit
Ik heb de hond uitgelaten.
We hebben de chips opgegeten.

3. woorden met er-, daar-, hier- en waar- plus een voorzetsel.

erin, daarachter, hierbij, waarover

Slide 26 - Slide