H.4.2 poëzie B2 Beeldspraak

                  Welkom B2D
                  H.4.2 Gedicht
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

                  Welkom B2D
                  H.4.2 Gedicht

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- Je weet wat beeldspraak is.
- Je weet wat een vergelijking is.
- Je weet wat een metafoor is. 

Slide 2 - Slide

Huiswerk
Vóór de les van woensdag 15-5 heb je af:
H4.2 opdr. 2, 3 +4.  (basis)
of
H4.2 opdr. 3, 5 +6.  (uitdaging)

Neem mee: 
Talent boek B + opgeladen laptop + leesboek.


Slide 3 - Slide

Weet je het nog?
Welke vorm van rijm zie je in de volgende regel?
"in het zand, daar staan mijn hakken"
A
alliteratie
B
gebroken rijm
C
klinkerrijm
D
assonantie

Slide 4 - Quiz

Is dit letterlijk of figuurlijk bedoeld?

Zij sprong een gat in de lucht na het horen van de uitslag.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 5 - Quiz

Beeldspraak
Beeldspraak is een vorm van figuurlijk taalgebruik. Je bedoelt niet letterlijk wat je zegt, maar je gebruikt beelden om iets sterker uit te drukken.
In deze LessonUp komen 2 
vormen van beeldspraak voorbij:
vergelijkingen en metaforen.

Slide 6 - Slide

In reclame komt vaak beeldspraak voor. 
Maar ook in spreekwoorden............

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

De vergelijking
Bij een vergelijking gebruik je een beeld om         
eigenschappen van iets of iemand (het object) 
te benadrukken. 
Hoe onschuldig een klein meisje (object) is,  
kun je aangeven door haar te vergelijken 
met een lammetje (beeld).

Slide 9 - Slide

De vergelijking
Je gebruikt een beeld om eigenschappen van iets of iemand (het object) te benadrukken.

Dat meisje
is zo onschuldig als een lammetje

 = object                                                      = beeld

Slide 10 - Slide

"De jongen die een tien had gehaald was zo trots als een pauw."
Wat is hier het object?
A
De jongen
B
een pauw

Slide 11 - Quiz

Metafoor
'De werkelijkheid' wordt helemaal vervangen door een beeld. 
Het is er nog wel, maar het wordt niet genoemd. Je moet het figuurlijk zien.
Alleen het beeld wordt genoemd.

       Het schip der woestijn. ( = kameel)

Zij is een spin in het web.  ( = zij heeft veel contacten)
De appel valt niet ver van de boom. (= kinderen lijken op hun ouders)

Slide 12 - Slide

Welke zin bevat een metafoor?
A
Jouw ogen zijn als sterren.
B
Wat een boom van een kerel.
C
Als het kalf verdronken is, dempt men de put.
D
Dat meisje lijkt wel een prinses, zo elegant!

Slide 13 - Quiz

"Wie de schoen past, trekt hem aan."
Is dit een metafoor of een vergelijking?
A
metafoor
B
vergelijking

Slide 14 - Quiz

Annie kwam aanrijden in haar koekblik.
Dit is een?
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 15 - Quiz

Pieter die sluwe vos heeft het weer voor elkaar gekregen.
Dit is een?
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 16 - Quiz

Lees het gedicht
"Mager meisje" blz.18




Mager Meisje

De kleinst mogelijke cirkels
die je om mij lopen kunt
zullen me niet raken,
ik ben nauwelijks middelpunt.

Ik ben alleen een zootje staken,
een soort van kapstok,
maar voor nop.
Niemand hangt iets aan me op.

Ik besta,
maar minder en minder.

Een eerlijke vinder
wordt dringend gezocht.

Edward van de Vendel




Slide 17 - Slide

De regels:
"Ik ben alleen een zootje staken, een soort van kapstok,"
Zijn metafoor of vergelijking? Leg je antwoord uit.

Slide 18 - Open question

De regel:
"Een eerlijke vinder"
Is een metafoor of vergelijking? Leg je antwoord uit.

Slide 19 - Open question

Wat weet je nu?
Je weet wat beeldspraak is.
Je weet wat een vergelijking is.
Je weet wat een metafoor is.

Slide 20 - Slide

Huiswerk
Vóór de les van woensdag 15-5 heb je af:
H4.2 opdr. 2, 3 +4.  (basis)
of
H4.2 opdr.3, 5 +6.  (uitdaging)

Neem mee: 
Talent boek B  + opgeladen laptop + leesboek.


Slide 21 - Slide