Week 5 3 HAVO

1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programm
Rückblick 2 min
  • Kontrolle Hausaufgaben
    Lernziele 1 min
        Schritt 31 20 min 
        • Zinsontleden
        Toetsinzage TEA-2 
        • toets bekijken en checken





            Slide 2 - Slide

            Programm H3Q
            Rückblick 2 min
                Lernziele 1 min
                    Schritt 31 20 min 
                    • Zinsontleden
                    Toetsinzage TEA-2 
                    • toets bekijken en checken





                        Slide 3 - Slide

                        Rückblick
                        Was haben wir letztes Mal gemacht oder gelernt?


                        Slide 4 - Slide

                        Padlet H3
                        Lever hier de foto's/filmpje van je HW in

                        Schritt 31: Auf. 2, 5, 7 und 9

                        Schritt 32: Auf. 2, 5, 8 und 11


                        Link Padlet: https://tinyurl.com/4dv8qs7r


                        Slide 5 - Slide

                        Onderwerp
                        • WIE of WAT + gezegde
                        • WIE of WAT doet er wat?
                        Voorbeeld:      Herr van der Burg legt de opdracht uit.
                        • WIE of WAT + gezegde => wie of wat legt uit => Herr van der Burg
                        • WIE of WAT doet er wat? => Herr van der Burg  doet wat, namelijk de opdracht uitleggen

                        Slide 6 - Slide

                        Onderwerp
                        Ik zou het onderwerp kunnen vervangen door HIJ.

                        Herr van der Burg   legt de opdracht uit.
                        Hij legt de opdracht uit.

                        De zin blijft correct.

                        Slide 7 - Slide

                        Welke vraag stel ik als ik het lijdend voorwerp zoek?

                        Slide 8 - Open question

                        Lijdend voorwerp
                        • WIE/WAT + gezegde + onderwerp

                        Voorbeeld: Herr van der Burg  legt de opdracht uit.
                        • WIE/WAT legt Herr van der Burg uit?  => de opdracht

                        Je kan het lijdend voorwerp ook vervangen door HEM
                        Herr van der Burg legt HEM uit.    De zin blijft correct.

                        Slide 9 - Slide

                        Hij / hem-regel
                        hij
                        = 1e naamval
                        = onderwerp   

                        hem
                        = 4e naamval
                        = lijdend voorwerp      

                        Slide 10 - Slide

                        Zinsontleding:
                        Fritz kauft ein Buch.
                        A
                        Fritz is onderwerp
                        B
                        Fritz is lijdend voorwerp
                        C
                        Fritz is meewerkend voorwerp
                        D
                        Fritz is weg

                        Slide 11 - Quiz

                        Zinsontleding:
                        Fritz kauft ein Buch
                        A
                        Hem koopt een boek -> lijdend voorwerp
                        B
                        Fritz is weg
                        C
                        Fritz is meewerkend voorwerp
                        D
                        Hij koopt een boek -> onderwerp

                        Slide 12 - Quiz

                        Hij / hem-regel
                        Je vraagt je dus steeds af: kan ik het stukje van de zin vervangen door HIJ of door HEM?

                        HIJ = onderwerp
                        HEM = lijdend voorwerp




                        Slide 13 - Slide

                        Der Junge liest ein Buch.
                        Wat is hier het onderwerp?

                        Slide 14 - Open question

                        Der Junge liest ein Buch.
                        • onderwerp => wie of wat + gezegde
                        Wie of wat liest? => Der Junge
                        • onderwerp => wie of wat doet er wat
                        Wie doet er wat? => Der Junge
                        • Wat kan ik vervangen door HIJ
                        Hij liest ein Buch. => Der Junge

                        Slide 15 - Slide

                        Der Junge liest ein Buch.
                        Wat is hier het lijdend voorwerp?

                        Slide 16 - Open question

                        Der Junge liest ein Buch.
                        • lijdend voorwerp => wat + gezegde + onderwerp
                        Wat liest der Junge? => ein Buch

                        • Wat kan ik vervangen door HEM
                        Der Junge liest hem. => ein Buch

                        Slide 17 - Slide

                        Zinsontleding
                        Leerdoelen:

                        • Ik kan de naamval van een zinsdeel bepalen door de zin te ontleden.
                        • Ik kan de naamval bepalen door de zinsdelen te vervangen.

                        Slide 18 - Slide

                        Welke vraag stel ik als ik het onderwerp zoek?

                        Slide 19 - Open question

                        Üben
                        Schritt 31: Auf. 2, 5, 7 und 9

                        Schritt 32: Auf. 2, 5, 8 und 11
                        timer
                        10:00

                        Slide 20 - Slide

                        Slide 21 - Slide

                        Lernziele 3H
                        Ik oefen met het zinsontleden in het Duits

                        Slide 22 - Slide

                        Schritt 33  ab Seite 129
                        Zusammen Hören
                        • Aufgabe 1, 4 und 5

                        Machst du selber
                        • Aufgabe 2, 3 und 6

                        Hausaufgabe nächste Stunde
                        • Gespräch 1, 2 und 3 vorbereiten aus dem Arbeitsheft (S.3)

                        Slide 23 - Slide

                        Toetsinzage
                        bekijk je toets 
                        • lees de vragen en je antwoorden goed 
                        • welke fouten heb je gemaakt?
                        • waren je antwoorden volledig (3 dingen gevraagd-> 3 dingen benoemd)?
                        • tel je punten na!

                        Slide 24 - Slide

                        Slide 25 - Slide

                        Programm
                        Rückblick 2 min
                            Lernziele 1 min
                                Naamval 1 + 4 
                                • Zinsontleden + der?
                                Schritt 33 Hören
                                • Aufgaben zusammen





                                    Slide 26 - Slide

                                    Rückblick
                                    Was haben wir letztes Mal gemacht oder gelernt?


                                    Slide 27 - Slide

                                    Lernziele 3H
                                    Ik kan eenvoudige zinnen schrijven en daarbij letten op de regels voor onderwerp en lijdend voorwerp

                                    Ik oefen met het begrijpen van gesproken teksten

                                    Slide 28 - Slide

                                    Schritt 32 Seite 118
                                    Zinsontleden en veranderende lidwoorden

                                    Auf. 2 + Auf. 5 + Auf. 8

                                    Aufgabe 11 zum Üben

                                    Slide 29 - Slide

                                    Aufgaben ab Seite 129

                                        Schritt 34
                                        • Aufgabe 3 auf Seite 133 + Aufgabe 4 

                                        Opdracht moet je aan het begin van de les laten zien!

                                        Niet af = extra opdracht (45 zinnen zinsontleding)

                                        Slide 30 - Slide

                                        Toetsinzage
                                        bekijk je toets 
                                        • lees de vragen en je antwoorden goed 
                                        • welke fouten heb je gemaakt?
                                        • waren je antwoorden volledig (3 dingen gevraagd-> 3 dingen benoemd)?
                                        • tel je punten na!

                                        Slide 31 - Slide