3H 4.5 vd/td als bn en bijzondere tekens

4.5 spelling
vd/td als bijvoeglijk naamwoord
bijzondere tekens
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4.5 spelling
vd/td als bijvoeglijk naamwoord
bijzondere tekens

Slide 1 - Slide

Voltooid deelwoord, tegenwoordig deelwoord of persoonsvorm? Sleep de werkwoorden naar het juiste vakje.
voltooid deelwoord
tegenwoordig deelwoord
persoonsvorm
rennend
gevlogen
wordt
gebeurt
gebeurd
vallend
vergrotend
beviel
verhuisd

Slide 2 - Drag question

Herhaling vd en td
vd van sterke ww: eindigt op -en                            gewonnen
vd van zwakke ww: eindigt op -t of -d                  gepakt
                                                                                                verhuisd

td: hele ww + -d

Slide 3 - Slide

vd en td als bijvoeglijk naamwoord
vd van een sterk ww: gewoon overschrijven

gewonnen -> de gewonnen race

Slide 4 - Slide

vd en td als bijvoeglijk naamwoord
vd van een zwak ww: soms overnemen, soms + -e

gepakt -> een gepakt tussendoortje, de gepakte boef
verhuisd -> een verhuisd meisje, het verhuisde meisje 

Slide 5 - Slide

vd en td als bijvoeglijk naamwoord
Bijvoeglijke naamwoorden schrijf je altijd zo kort mogelijk:
rood -> de rode kat
Dat geldt ook voor bn gemaakt van werkwoorden:
vergroot -> de vergrote foto

Slide 6 - Slide

gebakken
Lust jij ook ... banaan?
A
gebakke
B
gebakken

Slide 7 - Quiz

lopend
Dat nieuws ging als een ... vuurtje!
A
lopend
B
lopent
C
lopende
D
lopente

Slide 8 - Quiz

gevreesd
Zij zijn ... piraten.
A
gevreesd
B
gevreesde
C
gevreesden

Slide 9 - Quiz

informeren (td)
Dit is een ... tekst.
A
geïnformeerd
B
informerend
C
geïnformeerde
D
informerende

Slide 10 - Quiz

braden (vd)
Wij eten vanavond dat ... kippetje.
A
gebraad
B
gebraadden
C
gebrade
D
gebraden

Slide 11 - Quiz

praten (td)
Heb jij ook die ... parkiet gezien?
A
gepraatte
B
pratend
C
gepraten
D
pratende

Slide 12 - Quiz

schokken (vd)
Die film zorgde voor ... bezoekers
A
geschokde
B
geschokte
C
geschokden
D
geschokten

Slide 13 - Quiz

Bijzondere tekens: het koppelteken
Gebruik je:
- bij klinkerbotsing                                                         auto-ongeluk
- na een afkorting in een samenstelling              ANWB-paar
- bij een samenstelling met een woordgroep   zwart-witfoto
- na Griekse / Latijnse voorvoegsels                      ex-militair
- in groepen/projectie die naar een persoon 
zijn vernoemd                                                                    zaak-Bouterse

Slide 14 - Slide

Bijzondere tekens: het weglatingsteken
Gebruik je als je een deel van een woord weglaat, dat ergens anders in de zin terug te vinden is.

Ik sport op maandag- en woensdagavond.
Hij houdt van actieboeken en -films.

Mijn moeder koopt jonge en oude kaas.

Slide 15 - Slide

Bijzondere tekens: de apostrof
Gebruik je:
- als weglatingsteken                                                           's ochtends
- bij bezitsvormen die eindigen op -a, -i, -o, -u, -y   Kelly's hondje
- bij bezitsvormen die eindigen op een sis-klank    Cas' tas
- bij meervoud van woorden op -a, -i, -o, -u en -y    ski's
- bij verkleinwoorden op -y                                                 lolly'tje
- bij een afleiding van een afkorting                              cc'tje

Slide 16 - Slide

Bijzondere tekens: het trema
Gebruik je om verkeerde uitspraak te voorkomen.
financien -> financiën

Extra e als de klemtoon op de laatste lettergreep ligt.
kopieën
zeeën
melodieën

Slide 17 - Slide

Bijzondere tekens: accenten
Komen voor bij leenwoorden:
accent aigu                   coupé
accent grave                première
accent circonflex       enquête

Komt soms ook voor bij het weglaten van een medeklinker:
lang geleên (lang geleden)


Slide 18 - Slide

ruine
A
ruine
B
ruíne
C
ruìne
D
ruïne

Slide 19 - Quiz

concierge
A
conciérge
B
concièrge
C
conciërge
D
conciêrge

Slide 20 - Quiz

gene
A
gène
B
géne
C
gêne
D
gene

Slide 21 - Quiz

symfonie (meervoud)
A
symfoniën
B
symfoniëen
C
symfonieën

Slide 22 - Quiz

porie (meervoud)
A
poriën
B
poriëen
C
porieën

Slide 23 - Quiz

Sara's tas
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quiz

vwo'er
A
goed
B
fout

Slide 25 - Quiz

MBO docent
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quiz

bureauaccessoire
A
goed
B
fout

Slide 27 - Quiz