3.2.2 Bloedgroepen en bloedtransfusie

bloedgroepen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

bloedgroepen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Anti -B
=
Antistof B
Antistoffen tegen Antigeen B

Slide 4 - Slide

Iemand met bloedgroep A,
 
heeft antigeen A
 
en maakt automatisch antistoffen aan tegen antigeen B

Slide 5 - Slide



Iemand met bloedgroep AB maakt geen antistoffen aan, want niks is vreemd voor deze persoon

Slide 6 - Slide


Iemand met bloedgroep O, 
moet niks hebben van antigeen A en antigeen B 
en maakt voor beide antistoffen aan


Slide 7 - Slide

Wat gebeurt er als je bloed van verschillende bloedgroepen mengt?

Slide 8 - Slide

antigeen A met antistof A gaat klonteren

Slide 9 - Slide

Iemand vreemde antistoffen toedienen is niet ideaal, er treedt een beetje klontering op, maar dat ruimt het lichaam zelf weer op.

Iemand vreemde antigenen toedienen, leidt tot een kettingreactie waardoor al je bloed gaat klonteren, dit is meestal dodelijk.

Slide 10 - Slide

een bepaald antigeen is vreemd voor een persoon, als die het zelf niet heeft!

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

-
+
+
+
+
+
+
+
+
+
-
-

Slide 13 - Slide

  • Bloedgroep AB = universele acceptor
  • Bloedgroep O = universele donor

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

een kind heeft bloedgroep O
Wat weet je zeker over de bloedgroep van de vader?
A
vader heeft ook bloedgroep O
B
vader heeft bloedgroep A
C
vader heeft bloedgroep B
D
vader heeft géén bloedgroep AB

Slide 17 - Quiz

moeder heeft bloedgroep A
vader heeft bloedgroep B
wat zijn mogelijke bloedgroepen van hun kinderen?
A
alleen A of B
B
A, B of AB
C
Alleen bloedgroep AB
D
alle bloedgroepen zijn mogelijk

Slide 18 - Quiz

een kind heeft bloedgroep AB
vader heeft bloedgroep B
want kan de bloedgroep van moeder zijn?
A
alleen bloedgroep A
B
Alleen bloedgroep AB
C
Bloedgroep A of bloedgroep AB
D
alle bloedgroepen zijn mogelijk

Slide 19 - Quiz

vader en moeder hebben allebei bloedgroep O
Welke bloedgroepen kunnen hun kinderen krijgen?
A
alleen bloedgroep O
B
bloedgroep A en B
C
bloedgroep A,B en O
D
Alle bloedgroepen

Slide 20 - Quiz

negatief of positief?
de resusfactor is ook een antigeen dat aan de oppervlakte van je rode bloedcellen kan zetten net als A / B.
Ben je resuspositief dan heb je dat antigeen.
84% = resuspositief

Slide 21 - Slide

resusfactor
 resusnegatief = recessief  ( dd )
resuspositief = dominant ( DD of Dd )
d
d
D
D
D
d
D
D
d
d
D
d
D
d
D
d

Slide 22 - Slide

resusfactor
 resusnegatief = recessief  ( dd )
resuspositief = dominant ( DD of Dd )
d
d
D
Dd
Dd
D
Dd
Dd
D
d
D
DD
Dd
D
DD
Dd
d
d
D
Dd
Dd
d
dd
dd
D
d
D
DD
Dd
d
Dd
dd

Slide 23 - Slide

Kan een resusnegatief persoon bloed geven aan een resuspositief persoon, (als de bloedgroep verder hetzelfde is)?
A
ja, want er worden alleen antistoffen gegeven
B
ja, want er worden alleen antigenen gegeven
C
Nee, want er worden antistoffen gegeven
D
nee, want er worden antigenen gegeven

Slide 24 - Quiz

Er is één bloedgroep die jij zeker ook krijgt, wanneer je beide ouders die ook hebben. Welke is dat?
A
AB +
B
AB-
C
O+
D
O-

Slide 25 - Quiz