1={hoofdzin Evelien (ow) werkt bij de bakker}, want {hoofdzin zij (ow) bakt graag koekjes}.
2={(bijzin Omdat Evelien (ow) graag koekjes bakt), hoofdzin werkt zij (ow) bij de bakker}.
3={hoofdzin Evelien (ow) werkt bij de bakker}, want {hoofdzin zij (ow) bakt graag koekjes,
(bijzin omdat ze die zo lekker vindt)}.