§ 9 Samengestelde zin



Wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je enkelvoudige en samengestelde zinnen plus hoofd- en bijzinnen kunt herkennen.


1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson



Wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je enkelvoudige en samengestelde zinnen plus hoofd- en bijzinnen kunt herkennen.


Slide 1 - Slide

Er zijn zinnen met één persoonsvorm en zinnen met meer persoonsvormen
Een zin met één persoonsvorm heet een enkelvoudige zin:
– Evelien (ow) werkt bij de bakker.


----------------------------------------------------------------------------
Een zin met meer dan één persoonsvorm heet een samengestelde zin:


Slide 2 - Slide

Jan ziet Elly en Wieke
A
Enkelvoud
B
Samengesteld

Slide 3 - Quiz

Jan ziet Elly en Wieke ziet Jan.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 4 - Quiz

De tuin is nat vanwege de regen.
A
Enkelvoud
B
Samengesteld

Slide 5 - Quiz

De tuin is nat, doordat het regent.
A
Enkelvoud
B
Samengesteld

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Een samengestelde zin kan bestaan uit:

twee of meer samengevoegde hoofdzinnen (zie voorbeeldzin 1: hoofdzin + hoofdzin);



1={hoofdzin Evelien (ow) werkt bij de bakker}, want {hoofdzin zij (ow) bakt graag koekjes}.
 



Slide 8 - Slide

Een samengestelde zin kan bestaan uit:

een hoofdzin met een of meer bijzinnen erin (zie voorbeeldzin 2: bijzin + hoofdzin);


2={(bijzin Omdat Evelien (ow) graag koekjes bakt), hoofdzin werkt zij (ow) bij de bakker}.
 



Slide 9 - Slide

Een samengestelde zin kan bestaan uit:

een of meer hoofdzinnen met een of meer bijzinnen erin (zie voorbeeldzin 3: hoofdzin + hoofdzin + bijzin).

3={hoofdzin Evelien (ow) werkt bij de bakker}, want {hoofdzin zij (ow) bakt graag koekjes,
(bijzin omdat ze die zo lekker vindt)}.



Slide 10 - Slide

De docent is dom, maar de leerling is ook niet slim.
A
Bijzin + bijzin
B
Hoofdzin + bijzin
C
Hoofdzin + hoofdzin
D
Bijzin + hoofdzin

Slide 11 - Quiz

Hij durft niet, omdat hij hoogtevrees heeft.
A
Bijzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + bijzin
C
Hoofdzin + hoofdzin
D
Bijzin + bijzin

Slide 12 - Quiz

Ze stottert, maar ze zegt veel, omdat ze lef heeft.
A
HZ + HZ + BZ
B
HZ + HZ + HZ
C
BZ + HZ + BZ
D
BZ + HZ + HZ

Slide 13 - Quiz

De hond rent, omdat hij bang is, en de poes drentelt, omdat ze zich rustig voelt.
A
BZ + HZ + BZ + HZ
B
HZ + HZ + BZ + BZ
C
Ik doe de groetjes aan mijn moeder.
D
HZ + BZ + HZ + BZ

Slide 14 - Quiz

Gebruik voor het maken van de opdrachten de theorie op blz. 222
Bekijk nog eens goed de zinnen van de theorie, dit zijn andere zinnen dan zojuist genoemd.

Maken:
Cursus 5 Grammatica zinsdelen  §9
blz. 222
opdr. 1,2 en 4.

Slide 15 - Slide

§ 9 Samengestelde zin
Maken:
§ 7 
blz. 218
opdr. 1 t/m 3

§ 9
blz. 222
opdr. 1+2

Slide 16 - Slide

§ 9 Samengestelde zin
Maken:
§ 9
opdr. 4+5
blz.223


Staat er: onderstreep, markeer of omcirkel, dan mag dit alleen met POTLOOD in je werkboek. 

De rest schrijf je op in je schrift.

Geen potlood? Leen er een, anders maak je het gewoon ook in je schrift!

Slide 17 - Slide

§ 9 Samengestelde zin
Maken:
§ 9
opdr. 4+5
blz.223


Staat er: onderstreep, markeer of omcirkel, dan mag dit alleen met POTLOOD in je werkboek. 

De rest schrijf je op in je schrift.

Geen potlood? Leen er een, anders maak je het gewoon ook in je schrift!

Slide 18 - Slide