Basis Unit 4, Lesson 4.2 Word Order + To be going to

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k, havo
• Leerjaar 1-3

17 January 2025

Friday

Afspraken in 2025

• Als je iets wilt zeggen, steek je je hand op
  
• Je luistert/ bent dus stil en werkt mee
• Je schrijft mee in je schrift/werkboek/Chromebook
  
• Je kletst niet met je klasgenoten en reageert niet op/naar anderen
  
• Je gebruikt je Chromeboek alleen als het nodig is

• Je maakt je huiswerk, of je ouders worden geïnformeerd
• Als je geen pen of boek niet hebt, dan blijf je voor een extra les

StudyGO - Unit 4

Lesson 4.1 + 4.2, page 170

or 

Unit 3

Lesson 1/2/4

Lesson plan

Homework

Unit 4, Lesson 4.2

Grammar: 

• To be going to
• English word order
  

Homework

Today's goals

• You know how to use:         
to be going to



• You can make & put sentences into the correct word order

will ....

will ....

Will + hele werkwoord gebruik je om...

..te vertellen dat iets nog gaat gebeuren in de toekomst, als je:

• een belofte doet (I will do my homework.)
• een voorspelling doet waarvoor je GEEN bewijs hebt (We will live on Mars in 2035.)
• of spontaan besluit iets te doen. (I will be there.)

Recap: Future 

with

to be going to

Van plan zijn:

to be + going to +hele ww

• wat iemand van plan is of wat zeker zal gebeuren

I am going to ask his name.

toekomende tijd:
Will + hele ww.

•  spontaane beslissing
•  iets aanbieden, beloftes, aankondigingen en besluiten. een voorspelling zonder bewijs.

I will help you in a minute.

page 24

I am going to shop in Paris tomorrow.

Tomorrow I am going to shop in Paris.

Welke zin is goed?

A: I will meet John at school.
B: I will meet at school John.

1. A is goed
2. B is goed
3. A en B zijn goed

Welke zin is goed?:

A: Tomorrow, I'm going to the cinema.
B: I'm going to the cinema tomorrow.

1. A is goed
2. B is goed
3. A en B zijn goed

Welke zin is goed?

A: I'm going to shop in Paris next summer.
B: I'm going to shop next summer in Paris.

1. A is goed
2. B is goed
3. A en B zijn goed

Noem een voorbeeld (in het Engels) van een tijdsbepaling.

1. Denktijd (zelf): 30 seconden. 
2. Wissel uit: 10 seconden. 
3. Beurten! (Ik weet wie)

Noem een voorbeeld (in het Engels) van een plaatsbepaling.

1. Denktijd (zelf): 30 seconden. 
2. Wissel uit: 10 seconden. 
3. Beurten! (Ik weet wie)

Zinsvolgorde: wat is het belangrijkste in een Engelse zin?

1. Denktijd (zelf): 30 seconden. 
2. Wissel uit: 30 seconden. Ga staan en bepaal samen wat het juiste antwoord is. Zijn jullie eruit? Dan gaan jullie zitten. 
3. Beurten! (Ik weet wie)

Word order = woordvolgorde

Wie doet wat /wie waar wanneer

                  (PIET - plaats/tijd)

Schrijf dit op in je schrift!

My sister eats lunch at school every day.

page 25

Unit 4 Lesson 2

Do:

Unit 4 - Lesson 2 Writing -

Exc. 19/20, page 25 -26 +

Exc. 21/22/23/24, page 25-28

Zinsvolgorde:
Wat is de belangrijkste regel bij het schrijven van een Engelse zin?

Monday, 20 January 2025

Study: Unit 4, Lesson 1 - Words 4.1 +4.2, Phrases 4.2 page 170

Do:

Unit 4 - Lesson 2 Writing -

Exc. 19/20, page 25 -26 +

Exc. 21/22/23/24, page 25-28