This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Straling
herhaling H2.1 t/m 2.3 HV3
Slide 1 - Slide
Hoe was je vakantie?
A
Top
B
Mwah..
C
Blij dat ik weer naar school kan
D
Wanneer begint de kerstvakantie?
Slide 2 - Quiz
We gaan verder met waar we voor de vakantie gebleven zijn
EM-straling
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Welk soort elektromagnetische straling wordt door je lichaam volledig tegengehouden?
A
Gammastraling
B
Radiogolven
C
Röntgenstraling
D
Licht
Slide 5 - Quiz
Welk van deze soorten straling is geen elektromagnetische straling?
A
gamma- en infrafroodstraling
B
bèta- en alfastraling
C
zichtbaar licht & uv-straling
D
radiogolven en zichtbaar licht
Slide 6 - Quiz
Welk soort elektromagnetische straling gaat wel door je spieren, maar niet door je botten?
A
Gammastraling
B
Radiogolven
C
Röntgenstraling
D
Licht
Slide 7 - Quiz
Welke elektromagnetische straling bevat het minste stralingsenergie
A
Zichtbaar licht
B
Microgolven
C
Uv Straling
D
IR straling
Slide 8 - Quiz
In vacuüm planten ALLE soorten elektromagnetische straling zich voort met de lichtsnelheid.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
Wat is de snelheid van het licht?
A
343 m/s
B
300000 km/s
C
300000 m/s
D
343 km/s
Slide 10 - Quiz
Noem 2 natuurlijke stralingsbronnen
Slide 11 - Mind map
Wat is de halveringstijd?
A
de tijd wanneer het aantal protonen is gehalveerd
B
de tijd waarin de activiteit van een stof is gehalveerd
C
de tijd wanneer het aantal neutronen is gehalveerd
D
de tijd waarin het aantal moleculen zijn gehalveerd
Slide 12 - Quiz
Welke stof heeft de grootste halveringstijd?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 13 - Quiz
De halveringstijd van deze stof is ...
A
5 uur
B
10 uur
C
20 uur
D
60 uur
Slide 14 - Quiz
Na hoeveel uur is er nog 1/8 van de stof over?
A
15 uur
B
20 uur
C
30 uur
D
60 uur
Slide 15 - Quiz
Waar of niet waar? Stoffen bestaan uit atomen en atomen bestaan uit moleculen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quiz
Als een atoom instabiel is, kan het vervallen. Hierbij veranderen de atomen en komt straling vrij.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 17 - Quiz
Radioactieve atomen zijn altijd instabiel
A
juist
B
onjuist
Slide 18 - Quiz
Bij welke vorm van radioactief verval daalt het massagetal?
A
alfa-straling
B
bèta-straling
C
gamma-straling
Slide 19 - Quiz
Wat is alfa straling
A
Elektron
B
Helium deeltje
C
EM straling
D
Heliumkern
Slide 20 - Quiz
In de kern van een atoom vind je ...
A
Elektronen en Neutronen
B
Protonen en Elektronen
C
Protonen en Neutronen
D
Protonen, Elektronen en Neutronen
Slide 21 - Quiz
Wat is GEEN ioniserende straling
A
infrarood
B
alpha-straling
C
gamma-straling
D
beta-straling
Slide 22 - Quiz
Ioniserende straling
Ioniserende straling is straling die genoeg energie heeft om een elektron uit een atoom los te maken en een ion te creëren. Ioniserende straling kan verschillende vormen aannemen en zeer gevaarlijk zijn.
Voorbeelden: alfa en bèta deeltjes of protonen, fotonen of neutronen
Slide 23 - Slide
Om welke soort straling gaat het bij dit verval?
A
alfa straling
B
beta straling
C
gamma straling
Slide 24 - Quiz
Alfa en beta straling zijn:
A
deeltjesstraling
B
elektromagnetische straling
C
zowel deeltjesstraling als elektromagnetische straling
Slide 25 - Quiz
Waarom gebruiken we lood om rontgen of radioactieve straling tegen te houden?
A
Het houdt de alfa straling tegen.
B
Het houdt de beta straling tegen.
C
Het houdt de gamma straling tegen.
Slide 26 - Quiz
Halveringsdikte geldt voor:
A
Alfa straling
B
Beta-straling
C
Gamma-straling
D
Alle straling
Slide 27 - Quiz
Wat is de halveringsdikte in de figuur hiernaast?
A
0,85 cm
B
1,0 cm
C
25 cm
D
50 cm
Slide 28 - Quiz
Wat is er zo gevaarlijk aan gamma straling?
A
Het is warm waardoor je oververhit raakt
B
Het gaat dwars door je lichaam en kan je cellen/dna kapot maken
C
Gamma, dat is toch een bouwmarkt?
Slide 29 - Quiz
Waarom worden radioactieve stoffen in een ziekenhuis gebruikt?
Slide 30 - Mind map
Slide 31 - Video
Slide 32 - Video
www.bing.com
Slide 33 - Link
Slide 34 - Slide
Aan de slag
H2.3 afmaken:
Maken de vragen 21 t/m 23, 25 t/m 28, 30 , 32 en 33 (vwo)