Alphen A2/B1 16 mei



De woorden van thema 5 , taak 2
scheidbare werkwoorden in de verleden tijd en de voltooide tijd
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson



De woorden van thema 5 , taak 2
scheidbare werkwoorden in de verleden tijd en de voltooide tijd

Slide 1 - Slide

De kinderen waren getuigen van het ............................ in de straat.
A
klap
B
situatie
C
ongeval
D
vreselijk

Slide 2 - Quiz

Je mag alleen op de rode knop drukken bij een ..........................
A
noodsituatie
B
organisatie
C
verdriet
D
verstand

Slide 3 - Quiz

Mijn tante is een ...................... ....................... Ze heeft een IT-bedrijf opgericht.
A
ruim, succesvol
B
dol, succesvol
C
ondernemer, zaak
D
succesvol, ondernemer

Slide 4 - Quiz

Het huis staat te koop voor 6 en een halve ...................
A
zaak
B
ton
C
juist
D
spaargeld

Slide 5 - Quiz

Mevrouw Fereirra ..................., na de dood van haar man, ................... met een flinke schuld.
A
let, op
B
blijft, achter
C
blijft, op
D
gaat, achter

Slide 6 - Quiz

De kat heeft een .................. aan water.
A
juist
B
crisis
C
bezorgd
D
hekel

Slide 7 - Quiz

Mijn moeder is ........................ blij met haar nieuwe huis.
A
juist
B
best
C
hartstikke
D
uitstekend

Slide 8 - Quiz

Sommige kinderen dragen alleen ........................ Dat vind ik niet nodig.
A
de bril
B
de behoefte
C
merkkleding
D
draadloos

Slide 9 - Quiz

Ik wil mijn man ....................... met een bezoek aan een leuk restaurant.
A
verrassen
B
kortom
C
de zaak
D
ondernemer

Slide 10 - Quiz

......................., het was een lange dag met veel tegenslag.
A
Kortom
B
Als
C
Opzij
D
Juist

Slide 11 - Quiz

Danielle is ....................., ze heeft nergens zin in en is altijd moe.
A
de klap
B
vreselijk
C
depressief
D
verdriet

Slide 12 - Quiz



Zet het scheidbaar werkwoord in de juiste vorm, op de juiste plaats

Slide 13 - Slide

Jij .................... al vroeg ................... (voltooide tijd, opstaan)

Slide 14 - Open question

Emma .................. alle borden ..................... (verleden tijd, afwassen)

Slide 15 - Open question

Mijn vader en moeder ..................... dit weekend ..................... (thuisbijven voltooide tijd)

Slide 16 - Open question

We .................... de Porche gewoon ................... (voorbijrijden, verleden tijd)

Slide 17 - Open question

Hoe laat ...................... jij ......................? (thuiskomen, voltooide tijd)

Slide 18 - Open question

De kleine jongen ................... zelf de drukke weg ................... (verleden tijd, oversteken)

Slide 19 - Open question

De toets ..................... best ...................!
(meevallen, verleden tijd)

Slide 20 - Open question