Spelling groep 8 - les 8.1

1 / 24
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Bij de volgende vragen beantwoord je in welke tijd de zin staat. 

Slide 3 - Slide

In zijn vrije tijd gaat Chiem graag crossfietsen.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd

Slide 4 - Quiz

Onze klas heeft een actie voor een goed doel georganiseerd.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd

Slide 5 - Quiz

Van hun ouders mochten zij niet te laat thuiskomen.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd

Slide 6 - Quiz

Waarom verwijderde de politie alle verkeerd gestalde fietsen?
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd

Slide 7 - Quiz

Wij gaan met z'n drieën op vakantie.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd

Slide 8 - Quiz

Vul in de volgende zinnen het werkwoord in de voltooide tijd in. 

Slide 9 - Slide

Hun hond had een dobbelsteen (inslikken)

Slide 10 - Open question

Peter wordt (verdenken) van het gooien met vuurwerk.

Slide 11 - Open question

Ga niet trainen voordat je blessure is (herstellen).

Slide 12 - Open question

Sven heeft keihard (trainen) voor de Olympische Spelen.

Slide 13 - Open question

Vul bij de volgende opgaven de verleden tijd in.

Slide 14 - Slide

Mijn broer (vechten) voor de overwinning.

Slide 15 - Open question

Jij (luisteren) heel aandachtig naar het verhaal.

Slide 16 - Open question

Audrey (opbellen) mijn moeder op.

Slide 17 - Open question

Mijn honden (wonen) jaren in het oude hok.

Slide 18 - Open question

Tegenwoordige tijd
Verleden tijd
Voltooide tijd
gebrande
draaft
leed
uitgebreid
verkocht
aarzelden
dooft
waren

Slide 19 - Drag question

Welk zelfstandig naamwoord hoort bij het werkwoord?

Slide 20 - Slide

inschatten
A
inschatte
B
ingeschat
C
de inschatting
D
schat in

Slide 21 - Quiz

verleiden
A
de verleiding
B
verleidde
C
verleidt
D
verleid

Slide 22 - Quiz

verwerken
A
verwerkte
B
verwerk
C
de verwerking
D
verwerkt

Slide 23 - Quiz

promoten
A
promootte
B
promoot
C
gepromoot
D
de promotie

Slide 24 - Quiz