Grammatica: Dat/wat; Hen,hun,zij. Spelling: Trema, koppelteken en weglatingsstreepje

Python intro
Programming basics-II
Les 3 / Week 7a
Grammatica: Dat/wat; hen, hun, zij
Spelling: Trema, koppelteken en weglatingsstreepje
Nederlands
Les 1 / Week 5a
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Python intro
Programming basics-II
Les 3 / Week 7a
Grammatica: Dat/wat; hen, hun, zij
Spelling: Trema, koppelteken en weglatingsstreepje
Nederlands
Les 1 / Week 5a

Slide 1 - Slide

Planning
  • Feedbackmoment: F67Y.
  • Rondkijken in Taalblokken.
  • Module grammatica en spelling.
  • Grammatica: Dat/ wat & Hen, hun, zij. 
  • Spelling: Trema, koppelteken en weglatingsstreepje. 
  • Oefeningen maken. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Modules Taalblokken NL 3F

Slide 4 - Mind map

Dat of wat TIPS
Dat 
  • Verwijst naar 'het'-woorden. Bijv. Het meisje dat
  • Als na de overtreffende trap nóg een  woord staat.
    Bijv.: het mooiste cadeau dat
               het mooiste wat

Anders = Wat

Slide 5 - Slide

Dat of wat?
Het meisje ... daar loopt ken ik goed.
De jongen ... daar loopt ken ik niet.
Dat is het mooiste ... ik ooit heb gezien.
Dat is het grootste stuk taart ... ik ooit heb gegeten.
Er is eigenlijk niets ... ik niet graag eet.

Slide 6 - Slide

Dat/wat?
Het meisje ... daar loopt ken ik goed.
A
dat
B
wat
C
geen van beiden

Slide 7 - Quiz

Dat/wat?
De jongen ... daar loopt ken ik niet.
A
dat
B
wat
C
geen van beiden

Slide 8 - Quiz

Dat/wat?
Dat is het mooiste ... ik ooit heb gezien.
A
dat
B
wat
C
geen van beiden

Slide 9 - Quiz

Dat/wat?
Dat is het grootste stuk taart ... ik ooit heb gegeten.
A
dat
B
wat
C
geen van beiden

Slide 10 - Quiz

Dat/wat?
Er is eigenlijk niets ... ik niet graag eet.
A
dat
B
wat
C
geen van beiden

Slide 11 - Quiz

Hen, hun, zij TIPS
Zij = onderwerp
        Zij hebben. DUS NIET Hun hebben. 
Hen = lijdend voorwerp. & Na een voorzetsel.
         Ik bel hen. DUS NIET Ik bel hun.
         Ik praat tegen hen. DUS NIET Ik praat tegen hun.
Hun = meewerkend voorwerp zonder voorzetsel.
         Hij heeft hun een bericht gestuurd. 
                 MAAR Hij heeft aan hen een bericht gestuurd.

Slide 12 - Slide

Hen, hun, zij?
  1. ... maken de opdrachten in Taalblokken. 
  2. Hij slaat ... . 
  3. De docent heeft ... de opdracht gegeven om de opdrachten te maken. 
  4. Dat boek heeft ... veel geld gekost. 
  5. Hij geeft aan ... de score door. 

Slide 13 - Slide

Hen, hun, zij?
1. ... maken de opdrachten in Taalblokken.
2. Hij slaat ... .
3. De docent heeft aan ... de opdracht gegeven om de opdrachten te maken.
4. Dat boek heeft ... veel geld gekost.
5. Hij geeft aan ... de score door.

Slide 14 - Open question

Hen, hun, zij?
  1. ZIj maken de opdrachten in Taalblokken. = onderwerp
  2. Hij slaat hen = lijdend voorwerp 
  3. De docent heeft hun de opdracht gegeven om de opdrachten te maken. = meewerkend voorwerp, zonder voorzetsel
  4. Dat boek heeft hun veel geld gekost. = meewerkend voorwerp, zonder voorzetsel
  5. Hij geeft aan hen de score door. = na een voorzetsel

Slide 15 - Slide

Trema TIPS
Twee puntjes boven een klinker (a,e,i,o,u). 
Geven aan dat een nieuwe klank begint. 
Gebruik je als een woord anders verkeerd uitgesproken kan worden.

Meervoud van woorden op ee of ie met klemtoon =  ën Bijvoorbeeld: idééën & industríéën

Meervoud van woorden op ie zonder klemtoon = n, maar kan met ën zijn als het woord anders verkeerd uitgesproken kan worden. Bijvoorbeeld bactériën

Slide 16 - Slide

Koppelteken (streepje) TIPS
Klinkerbotsing: mee-eter (meeeter), radio-omroep (radioomroep).
Samenstellingen met gelijkwaardige woorden: zwart-wit, hotel-restaurant.
Samenstellingen van woorden met een hoofdletter: on-Nederlands 
Cijfer, letter, symbool: 12-jarige, 80+-er
Tussen twee of meer woorden die een uitdrukking vormen: een kant-en-klare maaltijd, kat-en-muis spel
MAAR: kant-en-klaarmaaltijd 
Aardrijkskundige naam uit twee delen: Goerree-Overflakkee, Noord-Brabant, Zuid-Afrika
Samenstellingen waarvan het eerste deel verwijst naar een plaats of bevolkingsgroep: Nederlands-hervormd, Brabants-worstenbrood 

Slide 17 - Slide

Weglatingsstreepje TIPS
In een samentrekking als je een deel van het woord weglaat, dan zet je op die plek een weglatingsstreepje
invoer & uitvoer = in- en uitvoer
winkelpand & winkelpersoneel = winkelpand en -personeel
inrit & uitrit = in- en uitrit

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Huiswerk & volgende les:
Huiswerk:
  •  Grammatica: Dat/wat; hen, hun zij.
  • Spelling: Trema, koppelteken en weglatingsstreepje. 

Volgende les: 
  • Grammatica: Verwijswoorden, voegwoorden. 
  • Spelling: Samenstellingen.

Slide 20 - Slide