Een frikandellenbroodje kost inclusief BTW € 1,25. De BTW is 9%.
Wat kost het broodje exclusief BTW?
Slide 6 - Slide
Uitwerking
Broodje kost € 1,25 : 109 x 100 =
Slide 7 - Slide
Omzet berekenen
Bekijk de gegevens hiernaast.
Bereken de omzet van de winkel
Slide 8 - Slide
Omzet berekenen
Bekijk de gegevens hiernaast.
Bereken de omzet van de winkel
Omzet = Afzet x verkoopprijs
16 x € 59,80 = € 956,80
Slide 9 - Slide
Leerdoelen paragraaf 3 De kledingboetiek
Ik kan verschillende bedrijfskosten benoemen en onderverdelen
Ik kan uitleggen wat de nettowinst is en de nettowinst berekenen
Ik kan uitleggen wat de kostprijs is en de kostprijs berekenen
Slide 10 - Slide
Bedrijfskosten
Bedrijfskosten zijn kosten die de onderneming maakt en die aan klanten worden doorberekend in de verkoopprijs.
=> Voorbeelden:
- Huisvesting, Loonkosten, Verkoopkosten etc.
Slide 11 - Slide
Bedrijfskosten
Slide 12 - Slide
Vaste kosten
Zijn constant gelijk
Voorbeelden:
Huurkosten
Afschrijvingskosten
Loonkosten vast personeel
Variabele kosten
Hangt samen met de drukte in het bedrijf
Voorbeelden:
Reclame
Schoonmaak
Loonkosten voor extra personeel
Slide 13 - Slide
Vaste en Variabele kosten
Slide 14 - Slide
Afschrijvingskosten
Waardevermindering van auto's, inventaris en machines
Slide 15 - Slide
Afschrijvingskosten per maand
(aanschafprijs - restwaarde) : gebruiksduur in maanden
kan natuurlijk ook per jaar dan...
(aanschafprijs - restwaarde) : Gebruiksduur in jaren
Slide 16 - Slide
Voorbeeld Afschrijving
Slide 17 - Slide
Voorbeeld Berekening van Afschrijvingskosten
Situatie:
Een bedrijf koopt een nieuwe laptop voor de administratie. De laptop kost €1.200. De levensduur van de laptop wordt geschat op 5 jaar. Aan het einde van de levensduur is de laptop nog €200 waard (restwaarde).
Vraag:
Wat zijn de jaarlijkse afschrijvingskosten van de laptop?
Slide 18 - Slide
Uitwerking
1. Bereken de afschrijvingswaarde per jaar:
De formule voor afschrijving is:
(Aanschafwaarde - restwaarde) : periode = afschrijving
Waarbij:
• Aanschafwaarde = €1.200
• Restwaarde = €200
• Levensduur = 5 jaar
2. Vul de waarden in de formule in:
(1200 -200) : 5 = 200
3. Conclusie:
De jaarlijkse afschrijvingskosten van de laptop zijn €200.
Slide 19 - Slide
NETTO RESULTAAT
Van de brutowinst moeten nog andere kosten worden afgetrokken om uiteindelijk de winst/ verlies te bepalen.
Ik had nog aan kosten hulp € 30,-, verpakkingen € 10,- kraamkosten € 10,-
Totale bedrijfskosten zijn dan € 50,-
Nettowinst € 150,-
Slide 22 - Slide
Kostprijs
- De kosten die worden gemaakt voor een product.
- De kostprijs heb je nodig om uiteindelijk de verkoopprijs te bepalen.
- Wanneer je de kostprijs en de verkoopprijs weet, kan je ook de winst per product uitrekenen.
- Kostprijs = inkoopprijs + bedrijfskosten per product
Slide 23 - Slide
Voorbeeld
Een spijkerbroek kost voor de inkoop € 17,50. De totale bedrijfskosten zijn € 7000 per maand. De afzet is 800 spijkerbroeken per maand
Bereken eerst de bedrijfskosten per product per maand
€ 7.000 / 800 spijkerbroeken = € 8,75
Hoeveel bedraagt de kostprijs van 1 spijkerbroek?
€ 8,75 + 17,50 = € 26,25
Slide 24 - Slide
voorbeeldvragen
Bij de productie van goederen en diensten heb je vaste en variabele kosten, legt de docente uit.
Geef van onderstaande kosten aan of het vaste of variabele kosten zijn. Doe het zo: Neem de letters over op je antwoordblad en schrijf daarachter ‘vast’ of ‘variabel’.
a maandelijkse huur van een bedrijfspand
b maandelijkse rekening van de glazenwasser
c kosten van het overwerk van het personeel
d kosten van verpakkingsmateriaal
Slide 25 - Slide
Esmée maakt deel uit van een groepje leerlingen die gepimpte telefoonhoesjes gaat verkopen aan de plaatselijke telefoonwinkel. De vaste kosten van de reclamecampagne bedragen € 126.
Bereken het minimale aantal hoesjes dat dit groepje moet verkopen om winst te maken. Schrijf je berekening op.
Slide 26 - Slide
Wat hoort bij elkaar?
sectoren bedrijven
a primaire sector 1 fabriek die groenten wast en verpakt
b secundaire sector 2 supermarkt
c tertiaire sector 3 tuinbouwbedrijf dat groenten kweekt
Slide 27 - Slide
Leerdoelen paragraaf 3 De kledingboetiek
Ik kan verschillende bedrijfskosten benoemen en onderverdelen
Ik kan uitleggen wat de nettowinst is en de nettowinst berekenen
Ik kan uitleggen wat de kostprijs is en de kostprijs berekenen
Slide 28 - Slide
Maken/ huiswerk
Maken paragraaf 3 en rekentrainer paragraaf 3
let op bij de rekentrainer afschrijvingskosten zijn per maand