07. 3B H1 laatste les (7-10-24)

H1 Behoeften
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3,5

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H1 Behoeften
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Huiswerk bespreken
  • Vragen beantwoorden
  • Proefvragen in LessonUp
  • Aan de slag

Slide 2 - Slide


BK
Maken Hoofdstuk 1:
Test jezelf
+
Leren Hoofdstuk 1


KGT
Maken Hoofdstuk 1:
paragraaf 6
+
Rekentrainer
+
Leren Hoofdstuk 1


Huiswerk 7 oktober

Slide 3 - Slide

Doel: 
  • Je weet wat je moet weten voor de toets.
  • Je weet aan welk onderdeel je nog aandacht moet besteden voor de toets.
  • Al je vragen zijn beantwoord.

Slide 4 - Slide

Een vakantiehuis is een voorbeeld van een basisbehoeften.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Zelfvoorziening houdt in dat je zelf in je behoeften kunt voorzien. Een voorbeeld hiervan is het nemen van zonnepanelen .
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Leg uit wat economen bedoelen met het begrip 'schaarste'.

Slide 7 - Open question

Zoek een voorbeeld van 'ideële' reclame.

Slide 8 - Open question

Siebe koopt een nieuwe Stone Island trui voor
€ 180. Hij krijgt vanwege een actie 19% korting. Bereken de nieuwe prijs die Siebe moet betalen.
A
140,80
B
142,30
C
144,70
D
145,80

Slide 9 - Quiz

In klas 3Bb zitten 14 leerlingen. De klas bestaat uit 10 meisjes en 4 jongens.

Hoeveel procent van klas 3Bb bestaat uit meisjes?
A
73,33%
B
71,42%
C
75,66%
D
85,33%

Slide 10 - Quiz

Een vriend brengt je op een idee, dat is
A
commerciële beïnvloeding
B
sociale beïnvloeding

Slide 11 - Quiz

Meer producten verkopen en daarmee geld verdienen doe je met
A
commerciële reclame
B
ideële reclame

Slide 12 - Quiz

Silvia heeft veel geld over voor een betere conditie. Ze geeft er
deze maand € 255 aan uit. Bij de plaatjes staat wat ze daarvoor
koopt.
Bereken hoeveel van haar geld ze heeft uitgegeven aan diensten.
Laat je berekening zien.


Slide 13 - Open question

Bedrijven verkopen goederen en diensten.
Bij welk bedrijf zijn voornamelijk diensten te koop? Kies uit onderstaande mogelijkheden:


A
een computerwinkel
B
een marktkraam
C
een taxibedrijf

Slide 14 - Quiz

Arno heeft aanleg voor sport. Hij voetbalt als de beste, maar ook in andere sporten blinkt hij uit. Tennis, handbal, rugby, het maakt niet uit. Arno vindt elke sport leuk.
Waarom zal Arno uit de sporten moeten kiezen? Noem twee redenen.

Slide 15 - Open question

Lieke (15 jaar) wil op dansles. Ze wil ook een mobiel kopen en sparen voor een scooter. Dat kost allemaal geld, en zoveel geld heeft ze niet. Ze moet kiezen uit haar behoeften.
Beschrijf hoe dat heet in de economie.

Slide 16 - Open question

Bas maakt een rit met zijn motor. Hij heeft verschillende
behoeften tijdens de motorrit.
Welke behoefte wordt bevredigd door de natuur?
Kies uit onderstaande mogelijkheden:


A
een goed lopende motor
B
weinig ander verkeer op de weg
C
windstil weer

Slide 17 - Quiz

Welke behoefte van Bas wordt bevredigd door
zelfvoorziening?
Kies uit onderstaande mogelijkheden:
A
een goed wegdek
B
sportieve kleding
C
veiligheid door een veilige manier van rijden

Slide 18 - Quiz

Mia kan tijdelijk niet naar school, want ze is opgenomen in het ziekenhuis. Het ziekenhuis wordt grotendeels betaald van belastinggeld en produceert voor Mia’s behoefte om beter te worden.
Hoe noemt men zo’n instelling als het ziekenhuis in de economie?

Slide 19 - Open question

Gebruik het overzicht hiernaast. Evelyn (18 jaar) gaat 17 keer
zwemmen in het openluchtbad. Ze kan dagkaarten nemen of een abonnement.
Bereken hoeveel ze bespaart door een abonnement te nemen.
Laat je berekening zien.

Slide 20 - Open question

De ooms en tantes van Myrna fietsen allemaal op een Gazelle-fiets. Haar vader en moeder hebben ook zo’n fiets. Ze hebben nooit een ander merk fiets gehad. Myrna twijfelt niet als ze een fiets gaat kopen. Ze wil een Gazelle-fiets.
Wat heeft veel invloed op de aankoop van Myrna? Kies uit onderstaande mogelijkheden

A
haar familie
B
haar kennis over fietsen
C
haar leeftijd

Slide 21 - Quiz

Stefan koopt een smartphone. Hij wil er een met veel opslagruimte voor filmpjes en foto’s. Het apparaat dat hij nu heeft, heeft slechts 4 GB.
Wie of wat heeft invloed op de aankoop van Stefan? Kies uit onderstaande mogelijkheden:

A
technische gebruiksmogelijkheden
B
zijn familie
C
zijn leeftijd

Slide 22 - Quiz

Muziekzenders zijn populair. Ze zijn bijna overal te ontvangen. Ze zijn gratis en zenden 24 uur per dag uit. Muziekzenders kunnen zichzelf goed verkopen.
Hoe heet de kunst van het verkopen? Kies uit onderstaande mogelijkheden:


A
marketing
B
productie
C
publiciteit

Slide 23 - Quiz

Een fabrikant van smartwatches komt elk jaar met een nieuw model op de markt.
Welk onderdeel van de marketingmix past de fabrikant toe in dit voorbeeld? Kies uit onderstaande mogelijkheden

A
plaatsbeleid
B
prijsbeleid
C
productbeleid
D
promotiebeleid

Slide 24 - Quiz

Lees het bericht. Het bericht gaat over de
dinoplaatjes.
Welk onderdeel van de marketingmix
wordt in dit bericht uitgelegd?
Kies uit onderstaande mogelijkheden:

A
plaatsbeleid
B
prijsbeleid
C
productbeleid
D
promotiebeleid

Slide 25 - Quiz

Anita koopt een zomerjack bij de H&M. Op het prijskaartje staat € 79. Ze krijgt 25% korting.
Bereken hoeveel Anita betaalt voor het zomerjack. Laat de berekening zien.

Slide 26 - Open question

Stel, de vraag naar snijbloemen is 1 000 bossen en het aanbod is 400 bossen.
Wat gebeurt er met de prijs van een bos snijbloemen? Kies uit onderstaande mogelijkheden:

A
De prijs blijft gelijk.
B
De prijs daalt.
C
De prijs stijgt.
D
De prijs kan stijgen en kan dalen

Slide 27 - Quiz

De bloemenmarkt bestaat uit alle vragers naar en aanbieders van bloemen.
Wie zijn de vragers van bloemen? Kies uit onderstaande mogelijkheden:


A
Alle mensen die bloemen kopen.
B
Alle mensen die bloemen kopen en bloemen verkopen.
C
Alle mensen die bloemen als cadeau krijgen .
D
De bloemenkwekers

Slide 28 - Quiz

Rekenvaardigheden
Ik let er op dat ik:
  • Een berekening geef
  • De eenheid erbij zet: €
  • Een komma zet ipv een punt
  • 2 cijfers achter de komma zet

Slide 29 - Slide

Aan de slag
(Afronden paragrafen)
Flitskaarten
Test jezelf
Diagnostische toets
Versterk jezelf*


Slide 30 - Slide

Versterk jezelf

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide


BK
Toets Hoofdstuk 1

Op




Huiswerk 7 oktober

Slide 33 - Slide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 34 - Slide