Paragraaf 5 - Samengestelde zinnen
Een samengestelde zin is één zin, die gemaakt is van twee losse zinnen. Je gebruikt altijd een
voegwoord (en, maar, of, want, dus, terwijl, omdat, doordat, zodat, nadat, toen)
Gijs kookt. Ben ruimt de vaatwasser in.
Gijs kookt en Ben ruimt de vaatwasser in.