Week 10 Maandag 3G

Maandag 5 maart
  • Huiswerk: Test Jezelf opdracht 1-2-5-6-7-8-9-12-13-14-15 af
  • 1e deel: nakijken alles H3 / lezen uit leesboek
  • 2e deel: quiz hoofdstuk 3
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Maandag 5 maart
  • Huiswerk: Test Jezelf opdracht 1-2-5-6-7-8-9-12-13-14-15 af
  • 1e deel: nakijken alles H3 / lezen uit leesboek
  • 2e deel: quiz hoofdstuk 3

Slide 1 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Elke dag hangt hij zijn jas binnenstebuiten aan de kapstok.
A
dag
B
hangt
C
zijn
D
hangt aan

Slide 2 - Quiz

Wat is het WG in de volgende zin?

Elke dag hangt hij zijn jas binnenstebuiten aan de kapstok.
A
hangt
B
zijn
C
hangt binnenstebuiten
D
hangt aan

Slide 3 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

Elke dag hangt hij zijn jas binnenstebuiten aan de kapstok.
A
Elke dag
B
hij
C
zijn jas
D
de kapstok

Slide 4 - Quiz

Wat is het LV in de volgende zin?

Elke dag hangt hij zijn jas binnenstebuiten aan de kapstok.
A
de kapstok
B
binnenstebuiten
C
zijn jas
D
Er zit geen LV in

Slide 5 - Quiz

Wat is het MV in de volgende zin?

Elke dag hangt hij zijn jas binnenstebuiten aan de kapstok.
A
Elke dag
B
binnenstebuiten
C
aan de kapstok
D
Er zit geen MV in

Slide 6 - Quiz

Wat is/zijn de bijwoordelijke bepalingen?

Elke dag hangt hij zijn jas binnenstebuiten aan de kapstok.
A
Elke dag
B
binnenstebuiten
C
aan de kapstok
D
binnenstebuiten aan de kapstok

Slide 7 - Quiz

Welke woordsoort is 'dag'?

Elke dag hangt hij zijn jas binnenstebuiten aan de kapstok.
A
BN
B
ZN
C
TW
D
WW

Slide 8 - Quiz

Welke woordsoort is 'hij'?

Elke dag hangt hij zijn jas binnenstebuiten aan de kapstok.
A
ZN
B
PSV
C
BZV
D
AWV

Slide 9 - Quiz

Welke woordsoort is 'zijn'?

Elke dag hangt hij zijn jas binnenstebuiten aan de kapstok.
A
WW
B
PSV
C
BZV
D
AWV

Slide 10 - Quiz

Welke woordsoort is 'aan'?

Elke dag hangt hij zijn jas binnenstebuiten aan de kapstok.
A
WW
B
BN
C
VZ
D
AWV

Slide 11 - Quiz

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Ik heb mijn computer .........
A
ge-updatet
B
ge-updated
C
geüpdatet
D
geüpdated

Slide 12 - Quiz

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Hij ..... nog steeds elke dag in het park.
A
skate
B
skatet
C
skated
D
skatete

Slide 13 - Quiz

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Zij heeft gisteren met haar oom ....... .
A
geluncht
B
gelunchd
C
gelunchet
D
gelunched

Slide 14 - Quiz

Wat is het meervoud van 'ski'?
A
skis
B
ski's
C
skies
D
skiën

Slide 15 - Quiz

Wat is het meervoud van 'medicus'?
A
medica
B
medicussen
C
medicae
D
medici

Slide 16 - Quiz

Wat is het meervoud van 'melodie'?
A
melodies
B
melodiën
C
melodieën
D
melodium

Slide 17 - Quiz

Wat is géén functie van de inleiding?
A
De aanleiding noemen
B
Een advies geven
C
De centrale vraag stellen
D
Iemand voorstellen

Slide 18 - Quiz

Wat is géén schrijfdoel van een uiteenzetting?
A
Een probleem uitleggen
B
Je mening geven
C
Een verschijnsel verklaren
D
De inhoud en resultaten van een onderzoek weergeven

Slide 19 - Quiz

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

De leerling had twee proefwerken achter elkaar. Dat was ........ heel lastig.
A
mentaal
B
fysiek
C
efficiënt
D
traditioneel

Slide 20 - Quiz

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

In de klas legde de docent het ...... op het werken met computers.
A
aspect
B
principe
C
discipline
D
accent

Slide 21 - Quiz

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Hij ..... alle woorden foutloos oplezen.
A
ken
B
kan

Slide 22 - Quiz

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

..... mijn tas nog bij jou?
A
Legt
B
Ligt

Slide 23 - Quiz

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Heb je .... tas gezien?
A
me
B
mij
C
mijn

Slide 24 - Quiz

Welke informatiebron is betrouwbaar?
A
Prisma Woordenboek Nederlands
B
Wikipedia
C
Het roddelblad Privé

Slide 25 - Quiz

Tips!
  • Leer de theorie van 3.4 goed!
  • Kijk goed naar de gemaakte opdrachten!

Slide 26 - Slide

Aan de slag!
Wat?:  Test Jezelf opdracht 1-2-5-6-7-8-9-12-13-14-15
Hoe?: Zie stoplicht! Geen muziek
Hulp?: rood = docent, groen/oranje = elkaar/docent
Tijd?: tot 14.55 uur
Resultaat?: Antwoorden netjes in schrift, let op hoofdletters en leestekens
Klaar?: Nakijken: alle gemaakte opdrachten van hoofdstuk 3

Slide 27 - Slide