This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom
13-11-2024
c.hakverdi@ooz.nl
Slide 1 - Slide
Soorten ruil
Het gebruik van geld maakt arbeidsverdeling gemakkelijker.
Directe ruil
Indirecte ruil
Slide 2 - Slide
Soorten ruil
Slide 3 - Slide
Twee soorten geld
Chartaal geld
Giraal geld
Slide 4 - Slide
Soorten geld
Chartaal geld:
Contant geld of cash is tastbaar: munten en bankbiljetten. Het contante geld dat bij personen, bedrijven en instellingen in gebruik is, heet officieel chartaal geld. Contant geld dat bij banken in de kluis ligt, telt niet mee.
Giraal geld:
Geld dat op bankrekeningen staat, is niet tastbaar. Het geld dat bij banken op betaalrekeningen staat, heet officieel giraal geld. Geld op spaarrekeningen telt niet mee.
Waardepapier dat mede-eigendom in een onderneming toont
Slide 7 - Slide
Ema heeft begin januari 600 aandelen van een beleggingsfonds gekocht. Eind december verkoopt ze deze aandelen. Bekijk het staafdiagram met de koersen van Ema’s aandelen. Bereken hoeveel procent winst Ema maakt op deze belegging. Laat je berekening zien. Rond af op hele procenten.
Slide 8 - Open question
Peter kan een lening van € 15.000 krijgen. Hij zal deze lening in 36 maanden aflossen.
Welk bedrag betaalt hij aan rente na drie jaar tijd?
Slide 9 - Open question
Termijn bedrag
Stel je hebt een lening van €1.000 afgesloten met een looptijd van 1 jaar en een rentepercentage van 5%. Je betaalt elke maand een vast termijnbedrag.
Aflossing: Het bedrag waarmee je de lening zelf afbetaalt.
Rente: De kosten die je betaalt voor het lenen van het geld.
Slide 10 - Slide
Sparen vs Beleggen
Bij sparen neem je minder risico en ontvang je gegarandeerd een vast rentepercentage.
Bij beleggen neem je risico en kun je ook geld verliezen.
Slide 11 - Slide
Lara wil over precies een jaar een nieuwe fiets kopen. Ze heeft nu € 1.500 op haar spaarrekening staan en op deze rekening krijgt ze 2% rente per jaar. Ze denkt dat de fiets over een jaar ongeveer € 1.550 zal gaan kosten.
Kan Lara volgend jaar de fiets kopen? Licht je antwoord toe met behulp van een berekening.
Slide 12 - Slide
Lara wil over precies een jaar een nieuwe fiets kopen. Ze heeft nu € 1.500 op haar spaarrekening staan en op deze rekening krijgt ze 2% rente per jaar. Ze denkt dat de fiets over een jaar ongeveer € 1.550 zal gaan kosten.
Kan Lara volgend jaar de fiets kopen? Licht je antwoord toe met behulp van een berekening.
Slide 13 - Slide
Lara wil over precies een jaar een nieuwe fiets kopen. Ze heeft nu € 1.500 op haar spaarrekening staan en op deze rekening krijgt ze 2% rente per jaar. Ze denkt dat de fiets over een jaar ongeveer € 1.550 zal gaan kosten.
Kan Lara volgend jaar de fiets kopen? Licht je antwoord toe met behulp van een berekening.
Slide 14 - Slide
Lara wil over precies een jaar een nieuwe fiets kopen. Ze heeft nu € 1.500 op haar spaarrekening staan en op deze rekening krijgt ze 2% rente per jaar. Ze denkt dat de fiets over een jaar ongeveer € 1.550 zal gaan kosten.
Kan Lara volgend jaar de fiets kopen? Licht je antwoord toe met behulp van een berekening.
Volgend jaar staat er €1.530 op haar spaarrekening en kan ze daarom de fiets van €1.550niet kopen.
Slide 15 - Slide
Persoonlijke lening
Je leent één keer een vast bedrag.
De looptijd en aflossingen staan van tevoren vast.
Je kunt niet opnieuw geld bijlenen.
Sarah wil een nieuwe auto kopen en heeft een bedrag van € 10.000 nodig. Ze besluit om een persoonlijke lening aan te vragen bij een bank.
Kenmerken van de lening
Geleend bedrag: € 10.000
Rente: 6% per jaar
Looptijd: 5 jaar (60 maanden)
Maandlasten: € 193,16
Slide 16 - Slide
Doorlopend krediet
Je spreekt een kredietlimiet af.
Je mag geld bijlenen tot aan die limiet.
Je betaalt een maandtermijn die hoort bij de kredietlimiet.
De looptijd van de lening staat niet vast, je mag dus blijven lenen tot de limiet.
Slide 17 - Slide
Creditsaldo en Debitsaldo.
Creditsaldo + Saldo (boven de 0)
Debitsaldo - saldo (onder de 0)
Slide 18 - Slide
Lotte had op 1 januari een creditsaldo van € 523 op haar bankrekening. In de tabel staan zijn afschrijvingen en bijschrijvingen op deze rekening in de periode tussen 1 januari en 10 januari. Bereken hoeveel geld er op 10 januari op haar rekening staat. Laat je berekening zien.