Les 6, M&N 1C

1 / 30
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan wij vandaag doen?
  • Aftekenkaart op papier
  • Herhalen scheidingmethoden 
  • Uitleg leerdoel 11,12,13 en 14
  • Maken/huiswerk
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Aftekenkaart M&N
  • elke les bij je hebben
  • niet bij je hebben=materiaal vergeten 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

scheidingsmethodes
Naam
Scheiden op basis van verschil in
Scheiden van welk soort mengsel
Toepassing
Bezinken
dichtheid
suspensie
waterzuivering
Filtreren
deeltjesgrootte
suspensie
koffie 
Adsorptie
aanhechtings-vermogen
oplossingen
gasmengsels
gasmasker
Indampen
kookpunt
oplossingen
zeezout winning
Destilleren
kookpunt
oplossingen
sterke drank maken
Herhalen scheidingsmethodes

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Ecologie

  • Ik kan uitleggen wat biotische en abiotische factoren zijn.
  • Ik kan zelf een voedselweb maken aan de hand van een bron.
  • Ik kan met behulp van een voedselweb uitleggen hoe de biodiversiteit is.
  • Ik kan verschillende ecosystemen vergelijken en de belangrijkste verschillen uitleggen.





Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Biotische & abiotische factoren
levende factoren
levenloze factoren

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 7 - Video

Biotische en abiotische factoren video
Opdracht Biotisch of Abiotisch 
1. Maak  6 groepjes van 3 leerlingen.
2. Geef aan de hand van de factoren aan of deze biotisch of abiotisch zijn.
3. Jullie krijgen hier 5 minuten de tijd voor.
4. Iedereen klaar? Iedere leerling krijgt een beurt.
5. Bespreken van deze opdracht.
 
timer
5:00

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Sander zegt dat een dood hert een abiotische factor is, het leeft namelijk niet meer.
Anne zegt dat een dood hert een biotische factor is, het heeft namelijk geleefd. Wie heeft er gelijk?
A
Sander
B
Anne

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Ronald zegt dat de zee biotische factor is, er leven namelijk vissen in.
Marlies zegt dat de zee een abiotische factor is, de zee zelf leeft namelijk niet. Wie heeft er gelijk?
A
Ronald
B
Marlies

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

De levenskenmerken
Levenskenmerken: zijn de kenmerken die ieder levend organisme kan vertonen.
De levenskenmerken zijn:
1. ademhaling
2. voortplanting
3. groei
4. voeding/ voeden
5. uitscheiding
6. waarnemen
7. bewegen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

De eend leeft want hij voldoet aan alle levenskenmerken

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Leven deze twee dingen?
sleep de levenskenmerken onder het juiste plaatje.
ademhaling
voortplnting
groeien
voeding
uitscheiding
reageren
beweging
ademhaling
voortplanting
groeien
voeding
uitscheiding
reageren
beweging

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

levend, dood, levenloos
Levend --> vertoont alle levenskenmerken
dood --> heeft ooit alle levenskenmerken kunnen vertonen
levenloos --> heeft nooit alle levenskenmerken kunnen vertonen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Wat is ecologie?
ecologie is de studie van relaties tussen organismen (levende wezens) en hun omgeving.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn de verschillende ecologische lagen?

Individu: Eén enkel levend wezen, zoals een hond, een boom of een vogel. Elk individu leeft op zichzelf en heeft bepaalde levenskenmerken.
Populatie: Een groep dieren of planten van dezelfde soort die samen in een gebied leven. Bijvoorbeeld, alle eenden in een vijver vormen samen een populatie.
Levensgemeenschap: Alle verschillende soorten dieren en planten die samen in een gebied leven. Bijvoorbeeld, in een bos heb je bomen, vogels, insecten en paddenstoelen die samen een levensgemeenschap vormen.
Ecosysteem: Dit is de levensgemeenschap samen met alle niet-levende dingen zoals water, licht en lucht. Alles werkt samen in een ecosysteem, zoals in een bos of een vijver.
Zo leren ze de basis van hoe de natuur in lagen is opgebouwd!




Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Hoe maak je een voedselketen?
Een voedselketen is de volgorde waarin organismen elkaar eten.
Iedere voedselketen begint met een plant. De plant wordt gegeten door een planteneter. De planteneter wordt gegeten door een alleseter of vleeseter.


Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Maak de voedselketen!

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Hoe maak je een voedselweb?
Een voedselweb is een netwerk van verschillende voedselketens die met elkaar verbonden zijn. In de natuur eten dieren niet altijd maar één soort voedsel. Een dier kan verschillende dingen eten, en het kan ook door verschillende dieren gegeten worden.

Je maakt een voedselweb altijd binnen een bepaald ecosysteem. Een voedselweb zijn dus alle voedselketens die tegelijkertijd binnen één ecosysteem plaatsvinden.

In een voedselweb is het dus belangrijk om te begrijpen dat veel organismen van elkaar afhankelijk zijn om te overleven

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Maak het voedselweb kloppend

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions

De pijlen in een voedselweb of keten lopen van wat word gegeten naar de eter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Een voedselweb heeft altijd maar één eind dier.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Een populatie bestaat uit allemaal individuen van dezelfde diersoort
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Een levensgemeenschap bestaat uit allemaal verschillende populaties van hetzelfde dier
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Hoe ging de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

This item has no instructions

Huiswerk 
De twee vragen "Hoe bewijs je dat je het leerdoel beheerst?''
 en ''Wat heb ik geleerd en waar moet ik nog extra aandacht aan besteden?'' uitwerken voor het leerdoel 11,12,13 en 14.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions