Les 7, M&N 1C

1 / 38
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

WIJZIGING!!!

Slide 2 - Slide

2 Belangrijke mededelingen 
1. Op woensdag 23 oktober afteken les, zorg ervoor dat de 3 aftekenvragen op de aftekenkaart zijn ingevuld+ neem alle bewijzen mee!!
2. De repetitie is op donderdag 24 oktober, de theorie (aantekeningen), opdrachten van de lesson-ups en plaatjes aan de hand van de leerdoelen 1-19 goed doornemen en bestuderen(leren). STAAT AL OP PEPPELS

Slide 3 - Slide

Wat gaan wij vandaag doen?
  • Aftekenkaart op papier
  • Herhalen biotische en abiotische factoren 
  • Uitleg leerdoel 12,13 en 14
  • Maken/huiswerk
  • Afsluiting

Slide 4 - Slide

Aftekenkaart M&N
  • elke les bij je hebben
  • niet bij je hebben=materiaal vergeten 

Slide 5 - Slide

Wat is het verschil tussen biotisch en abiotisch?

Slide 6 - Open question

Biotisch of Abiotisch?
A
Abiotisch
B
biotisch

Slide 7 - Quiz

biotisch of abiotisch?
Ziekteverwekkers
A
Biotisch
B
abiotisch

Slide 8 - Quiz

Biotisch of abiotisch?
A
biotisch
B
abiotisch

Slide 9 - Quiz

Biotische & abiotische factoren
levende factoren
levenloze factoren

Slide 10 - Slide

Ecologie

  • Ik kan een zelf een voedselketen maken.
  • Ik kan zelf een voedselweb maken aan de hand van een bron.
  • Ik kan met behulp van een voedselweb uitleggen hoe de biodiversiteit is.
  • Ik kan verschillende ecosystemen vergelijken en de belangrijkste verschillen uitleggen.





Slide 11 - Slide

De levenskenmerken
Levenskenmerken: zijn de kenmerken die ieder levend organisme kan vertonen.
De levenskenmerken zijn:
1. ademhaling
2. voortplanting
3. groei
4. voeding/ voeden
5. uitscheiding
6. waarnemen
7. bewegen

Slide 12 - Slide

Levende wezens
vertonen 7 levenskenmerken.
De levenskenmerken zijn:




A
Waarnemen, ademhalen, voortplanten, uitscheiden, groeien, voeden, bewegen.
B
Waarnemen, ademhalen, verplanten, uitscheiden, groeien, voeden, ontwikkelen.
C
Waarnemen, ademhalen, voortplanten, uitgaan, groeien, voeden, ontwikkelen.
D
Waarnemen, fietsen, ademhalen, boodschappen doen, uitscheiden, groeien, voeden.

Slide 13 - Quiz

Plassen is een levenskenmerk, de levenskenmerk die hierbij hoort is:
A
Voeding
B
Uitscheiding
C
Ademhaling

Slide 14 - Quiz

De eend leeft want hij voldoet aan alle levenskenmerken

Slide 15 - Slide

levend, dood, levenloos
Levend --> vertoont alle levenskenmerken
dood --> heeft ooit alle levenskenmerken kunnen vertonen
levenloos --> heeft nooit alle levenskenmerken kunnen vertonen

Slide 16 - Slide

Wat is ecologie?
ecologie is de studie van relaties tussen organismen (levende wezens) en hun omgeving.

Slide 17 - Slide

Wat zijn de verschillende ecologische lagen?

Individu: Eén enkel levend wezen, zoals een hond, een boom of een vogel. Elk individu leeft op zichzelf en heeft bepaalde levenskenmerken.
Populatie: Een groep dieren of planten van dezelfde soort die samen in een gebied leven. Bijvoorbeeld, alle eenden in een vijver vormen samen een populatie.
Levensgemeenschap: Alle verschillende soorten dieren en planten die samen in een gebied leven. Bijvoorbeeld, in een bos heb je bomen, vogels, insecten en paddenstoelen die samen een levensgemeenschap vormen.
Ecosysteem: Dit is de levensgemeenschap samen met alle niet-levende dingen zoals water, licht en lucht. Alles werkt samen in een ecosysteem, zoals in een bos of een vijver.
Zo leren ze de basis van hoe de natuur in lagen is opgebouwd!




Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Wat is de definitie van ecologie?
A
Het bestuderen van organismen en hun relaties met het milieu.
B
Er wordt rekening gehouden met dieren en planten.
C
Het bestuderen van de omgeving.
D
De studie van planten en dieren.

Slide 20 - Quiz

Wat is een populatie?
A
Een boom
B
Verschillende dieren in een gebied
C
Een groep individuen van dezelfde soort in 1 gebied
D
Alles wat in een bepaald gebied is

Slide 21 - Quiz

Wat is een levensgemeenschap?
A
Een kudde schapen.
B
Alle dieren in een bos.
C
Alle dieren en planten in een grasland.
D
Alle mieren uit een mierenkolonie.

Slide 22 - Quiz

Een populatie bestaat uit allemaal individuen van dezelfde diersoort
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Een levensgemeenschap bestaat uit allemaal verschillende populaties van hetzelfde dier
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Hoe maak je een voedselketen?
Een voedselketen is de volgorde waarin organismen elkaar eten.
Iedere voedselketen begint met een plant. De plant wordt gegeten door een planteneter. De planteneter wordt gegeten door een alleseter of vleeseter.


Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Maak de voedselketen!

Slide 27 - Drag question

Hoe maak je een voedselweb?
Een voedselweb is een netwerk van verschillende voedselketens die met elkaar verbonden zijn. In de natuur eten dieren niet altijd maar één soort voedsel. Een dier kan verschillende dingen eten, en het kan ook door verschillende dieren gegeten worden.

Je maakt een voedselweb altijd binnen een bepaald ecosysteem. Een voedselweb zijn dus alle voedselketens die tegelijkertijd binnen één ecosysteem plaatsvinden.

In een voedselweb is het dus belangrijk om te begrijpen dat veel organismen van elkaar afhankelijk zijn om te overleven

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Maak het voedselweb kloppend

Slide 30 - Drag question

De pijlen in een voedselweb of keten lopen van wat word gegeten naar de eter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quiz

Een voedselweb heeft altijd maar één eind dier.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quiz

Voedselketen
Voedselweb

Slide 33 - Drag question

Biodiversiteit
De verschillende soorten organismen die op aarde leven = biodiversiteit

Door milieuproblemen neemt de 
biodiversiteit af!

Slide 34 - Slide

Wat is biodiversiteit?
A
het aantal oorspronkelijke plantensoorten
B
het aantal oorspronkelijke diersoorten
C
de variatie aan soorten in de natuur
D
het verdwijnen van soorten in de natuur

Slide 35 - Quiz

Hoe ging de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Huiswerk 
De twee vragen "Hoe bewijs je dat je het leerdoel beheerst?''
 en ''Wat heb ik geleerd en waar moet ik nog extra aandacht aan besteden?'' uitwerken voor het leerdoel 11,12,13 en 14.

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide