1.4 Mengsels

1.4 Mengsels
1 / 27
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1.4 Mengsels

Slide 1 - Slide

Bespreken huiswerk

Slide 2 - Slide

1.3
Je kunt beschrijven dat een zuivere stof uit één soort moleculen bestaat

Je kunt beschrijven dat een mengsel uit meerdere soorten moleculen bestaan
Je kunt uitleggen dat een zuivere stof tijdens zijn faseovergang niet van temperatuur verandert.
Je kunt uitleggen dat een mengsel tijdens zijn faseovergang van temperatuur verandert.
Je kunt verschillende zuivere stoffen en mengsels noemen. 



Slide 3 - Slide

Tot nu toe...
Scheikunde --> stoffen (stofeigenschappen)
Stoffen --> moleculen (bewegen, ruimte, aantrekkingskracht bij verschillende fasen)
Fasen --> faseovergangen
Stoffen --> zuiver of mengsel (grafiek van smeltproefje)
Er zijn verschillende soorten mengsels. Daar gaat paragraaf 1.4 over! 

Slide 4 - Slide

3 soorten mengsels
Een mengsel maak je door verschillende stoffen door elkaar te mengen. Cola is bv een mengsel. Er bestaan verschillende soorten mengsels. Je moet er drie kennen. 

1. Oplossing
2.  Suspensie
3. Emulsie

Slide 5 - Slide

Oplossing
Een oplossing bestaat uit:
- oplosmiddel (bv water)
- opgeloste stof (bv suiker) (kan vaste stof zijn, maar ook vloeistof of gas)

Een oplossing is altijd helder. Je kan er doorheen kijken. De suiker zie je niet meer!




Slide 6 - Slide

Welke stof(fen) lost nog meer op in water?

Slide 7 - Open question

Dit is wat er gebeurd met de moleculen bij het oplossen van suiker in water. De molecule gaan door elkaar zitten. 

Slide 8 - Slide

Suspensie
Een suspensie bestaat uit:
- een vloeistof (bv water)
- een vaste stof die NIET oplost er in rondzweeft (bv zand)

De vaste stof lost NIET op in het water en zakt na een tijdje naar de bodem.
Dit heet bezinken

Slide 9 - Slide

Emulsie
Een emulsie bestaat uit:
- een vloeistof 
- een andere vloeistof die NIET oplost

Bv olie en water

Na een tijdje ontmengen de vloeistoffen van elkaar. 

Slide 10 - Slide

We kennen dus drie mengsels
- oplossing (helder, vloeistof + vloeistof, vloeistof + vast, vloeistof + gas)
- suspensie (troebel, vloeistof + vast)
- emulsie (troebel, vloeistof + vloeistof) 

Slide 11 - Slide

Een suspensie is
A
Helder
B
Troebel

Slide 12 - Quiz

Welke stof is een suspensie?
A
Bronwater
B
Cola
C
Melk
D
Modder

Slide 13 - Quiz

Een suspensie is een
A
Mengsel van twee vloeistoffen
B
Mengsel van twee vaste stoffen
C
Mengsel van een vloeistof en een vaste stof
D
Een zuivere stof

Slide 14 - Quiz

Welke van onderstaande mengsels is een emulsie
A
Zeewater (water met zout)
B
Dagcreme (water met olie)
C
jus d'orange (water met vruchtenconcentraat)
D
Koffie (water met koffiesmaak)

Slide 15 - Quiz

In welke reageerbuis zit een emulsie?
A
Reageerbuis 1
B
Reageerbuis 2
C
Reageerbuis 3

Slide 16 - Quiz

Wat is een emulsie?
A
2 vaste stoffen die niet mengen
B
2 vloeistoffen die niet mengen
C
een vaste stof in een vloeistof die niet mengen
D
2 vloeistoffen die wel mengen

Slide 17 - Quiz

Wat is een oplossing?
A
een troebele vloeistof
B
een heldere vloeistof zonder stukjes
C
een vloeistof met stukjes er in

Slide 18 - Quiz

Een oplossing is ....
A
Helder
B
Troebel

Slide 19 - Quiz

Oplossing
A
Zuivere stof
B
Mengsel

Slide 20 - Quiz

Een oplossing is ...
A
Altijd helder, soms gekleurd
B
Altijd helder, altijd kleurloos
C
Altijd troebel, altijd kleurloos
D
Altijd troebel, soms gekleurd

Slide 21 - Quiz

Hiernaast zie je een mengsel.
Wat is dit voor een
soort mengsel?
A
Zuivere stof
B
Oplossing
C
Mengsel
D
Suspensie

Slide 22 - Quiz

Een mengsel heeft een...
A
smelttraject
B
smeltpunt

Slide 23 - Quiz

Hoe heet een mengsel van een vloeistof en een vloeistof?
Het mengsel is helder.
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
schuim

Slide 24 - Quiz

Wat geeft deze grafiek aan?
A
kookpunt
B
smelttraject
C
kooktraject
D
smeltpunt

Slide 25 - Quiz

Hoe wordt dit stuk in
de grafiek genoemd?
A
Kookpunt
B
Smeltpunt
C
Kooktraject
D
Smelttraject

Slide 26 - Quiz

To Do: 
Maak in je boek (blz. 38) vraag 1 t/m 8

Slide 27 - Slide