This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Taalproject
Slide 1 - Slide
Planning
Korte activiteit
Terugblik vorige les
Instructie
Werken
Afsluiten
Slide 2 - Slide
Spelen met woorden: rebus
Geef iedereen de kans om de rebus op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe de rebus het in je hoofd.
Bekijk eerst de rebus goed en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
Schrijf je antwoord in de volgende sheet.
Denk aan hoofdletters en leestekens.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Open question
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Open question
Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
heb je nagedacht over je eigen kunsttaal
heb je een eigen taal bedacht
heb je een verhaaltje (met vertaling) in je eigen taal geschreven
Slide 8 - Slide
Korte herhaling
Slide 9 - Slide
Verwant
Talen zijn aan elkaar verwant.
Door de woorden, klanken en grammatica uit verschillende talen met elkaar te vergelijken, kunnen we bepalen of ze een gemeenschappelijke voorouder hebben.
Reconstrueren hoe die voorouder, de prototaal, ongeveer moet hebben geklonken.
Door taalvergelijking weten we dat het Nederlands, Duits en Engels tot dezelfde taalfamilie behoren en dat ze allemaal afstammen van het Proto-Germaans.
Op dezelfde manier kunnen we ook taalverwantschappen achterhalen die nog verder teruggaan.
Zo hebben taalwetenschappers ook het Proto-Indo-Europees gereconstrueerd: de voorouder van de meeste Europese talen.
Slide 10 - Slide
Door woorden uit verschillende talen met elkaar te vergelijken, kunnen vroegere vormen ontdekt worden.
Slide 11 - Slide
Verwant
Heel grote families, zoals de Indo-Europese, komen bijna niet voor.
Meer dan de helft van de ongeveer 140 taalfamilies in de wereld bestaat uit minder dan 10 talen.
Er zijn ook een hoop talen die, voor zover we weten, aan geen enkele andere taal verwant zijn.
Op de kaart op de volgende dia is globaal te zien hoe de verschillende taalfamilies over de wereld zijn verspreid.
Slide 12 - Slide
Hoe evolueren talen?
Talen die aan elkaar verwant zijn, gaan na verloop van tijd vaak steeds meer van elkaar verschillen.
Het Nederlands is bijvoorbeeld een verre neef van het Hindi, maar de overeenkomsten zijn op het eerste gezicht ver te zoeken.
Die grote verschillen ontstaan doordat talen constant aan het veranderen zijn.
Dat gebeurt op alle niveaus, van klanken tot
woorden, uitdrukkingen en grammatica.
Slide 13 - Slide
Waarom veranderen talen?
Allerlei oorzaken, zoals migratie en kolonisatie.
Als groepen zich afsplitsen en naar een nieuw gebied trekken, begint hun taal zich onafhankelijk van die van de achterblijvers te ontwikkelen
Verandering vaak ook onder invloed van talen die al door andere bewoners van het nieuwe gebied worden gesproken.
Slide 14 - Slide
Taalcontact niet de enige oorzaak van taalverandering
Sprekers proberen bijvoorbeeld (onbewust) hun taal zo simpel en regelmatig mogelijk te maken. --> Meervoudsvorm musea steeds vaker vervangen door de vorm museums, door net als bij veel andere meervoudsvormen gewoon een -s achter het woord te plakken.
Verandering komt vaak van onderaf de taal binnen: ze beginnen in spreektaal en worden meestal veel later pas als correct gezien.
Slide 15 - Slide
Contact met andere talen zorgt vaak voor taalverandering.
Ook in het Nederlands.
Veel invloeden uit het Marokkaans-Arabisch en het Surinaamse Sranan Tongo te herkennen in straattaal.
Woorden als ewa (hallo), doekoe (geld), faka (hoe gaat het?), fissa (feest) en tfoe (lelijk/gadver) lijken steeds meer hun weg te vinden naar het Standaardnederlands.
Slide 16 - Slide
Straattaal
Hé mattie, fa waka? Mag ik die kapot lauwe patas van je lenen? Ik ga chillen met m´n matties en dan kan ik niet met kapot gare aankomen. Schiet ff op, anders krijg je baffoes op je noso (nossoe). Ik ga namelijk zo loesoe en dan blaas ik em op mijn scooba, zodat ik nog een beetje op tijd ben. Wat balhaar, mag ik je patas alleen lenen als ik je shagga geef? Fa2 (fattoe) zeker. Dat is skeer, bander, je hebt zeker geen doekoe om zelf shagga te regelen.
Hé gozer, hoe gaat het? Mag ik die supergave schoenen van je lenen? Ik heb met m’n vrienden afgesproken en dan kan ik niet met superlelijke aankomen. Schiet even op, anders sla ik je op je neus. Ik ga er namelijk zo vandoor en dan rijd ik flink door op mijn scooter, zodat ik nog een beetje op tijd ben. Wat sukkel, mag ik je schoenen alleen lenen als ik shag geef? Grapje, zeker. Dat is armoedig, sukkel, je hebt zeker geen geld om zelf shag te regelen.
Slide 17 - Slide
Natuurlijke talen en kunsttalen
Natuurlijke taal:
Door de eeuwen heen ontstaan en gegroeid, bijvoorbeeld Nederlands
Kunsttaal:
Bedacht door mensen, bijvoorbeeld Esperanto
Slide 18 - Slide
Waarom kunsttalen?
Al honderden jaren bedenken mensen zelf talen...
... om problemen met internationale communicatie op te lossen.
... omdat sommige natuurlijke talen zijn moeilijk om te leren.
... om volken dichter bij elkaar te brengen.
Slide 19 - Slide
La ŝalmisto de Hamelin
ŝalmisto spreek je uit als 'sjalmisto' = fluitspeler
Als je meer dan 1 Europese taal een beetje kent (zoals: Nederlands, Engels, Frans en Duits) kun je het al aardig volgen.
Video waarin het verhaal van de Rattenvanger van Hamelen wordt verteld in Esperanto. Je krijgt hulp bij het begrijpen:
Duidelijke plaatjes
De tekst lees je mee
De verteller is vaak in beeld en spreekt heel duidelijk
Na deze video weet je waarschijnlijk al hoe het meervoud gemaakt wordt en hoe je ‘niet’ zegt.
Slide 20 - Slide
Je eigen taal!
Je bedenkt een eigen taal op basis van de vragen die jullie de vorige les beantwoord hebben.
Noteer de volgende dingen boven de opdracht (Google documenten):
Je bedenkt een meervoudsvorm ( bv: in Esperanto is dat een 'j' achter het woord).
Je bedenkt een vorm voor de verleden tijd van werkwoorden (bv: verandert een klinker of komt er iets achter een de ik-vorm).
Je bedenkt hoe je bijvoorbeeld 'niet' verwerkt in jullie taal (bv Nederlands: on = niet (onnodig) of loos = zonder (respectloos)/ Engels is 'dis' zonder/niet (disrespectvol)
De opdracht (staat ook in de Classroom):
Je schrijft in groepjes van 3/4 een verhaaltje van vijf zinnen over het taalproject in jullie nieuwe taal.
Je schrijft er ook een vertaling bij, zodat we het allemaal kunnen begrijpen.
Slide 21 - Slide
Werk voor deze les + huiswerk:
Je eigen taal
Je bedenkt een eigen taal op basis van de vragen die jullie de vorige les beantwoord hebben.
Je denkt ook na over meervoudsvormen, verleden tijd van werkwoorden en voltooid deelwoorden en hoe je bijvoorbeeld 'niet' verwerkt in jullie taal.
Je schrijft samen met je klasgenoot een verhaaltje van vijf zinnen over het taalproject in jullie nieuwe taal
Je schrijft er ook een vertaling bij, zodat we het allemaal
kunnen begrijpen).
Je levert je opdracht in Google Classroom in.
timer
15:00
Slide 22 - Slide
Volgende les
Dit was de laatste les van het taalproject. Vanaf morgen gaan we verder met Nederlands.
Huiswerk voor morgen: - Je levert via Classroom met je groepje je eigen taal in
- Je neemt je boek van Nieuw Nederlands en een schrift mee!