Taalproject les 4 brugklas mavo 22/23

Taalproject

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Taalproject

Slide 1 - Slide

Planning

  • Korte activiteit
  • Terugblik vorige les
  • Instructie/quiz
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Spelen met woorden: rebus
Geef iedereen de kans om de rebus op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe de rebus het in je hoofd.
  • Bekijk eerst de rebus goed en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Schrijf je antwoord in de volgende sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide


Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide


Slide 7 - Open question

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • heb je nagedacht over je eigen kunsttaal
  • heb je een eigen taal bedacht
  • heb je een verhaaltje (met vertaling) in je eigen taal geschreven

Slide 8 - Slide

Noteer drie dingen die je van
de vorige les hebt onthouden.

Slide 9 - Mind map

Korte herhaling

Slide 10 - Slide

Verwant 
  • Talen zijn aan elkaar verwant. 
  • Door de woorden, klanken en grammatica uit verschillende talen met elkaar te vergelijken, kunnen we bepalen of ze een gemeenschappelijke voorouder hebben. 
  •  Reconstrueren hoe die voorouder, de prototaal, ongeveer moet hebben geklonken. 
  • Door taalvergelijking weten we dat het Nederlands, Duits en Engels tot dezelfde taalfamilie behoren en dat ze allemaal afstammen van het Proto-Germaans. 
  • Op dezelfde manier kunnen we ook taalverwantschappen achterhalen die nog verder teruggaan. 
  • Zo hebben taalwetenschappers ook het Proto-Indo-Europees gereconstrueerd: de voorouder van de meeste Europese talen.

Slide 11 - Slide

Door woorden uit verschillende talen met elkaar te vergelijken, kunnen vroegere vormen ontdekt worden.

Slide 12 - Slide

Oud Nederlands, Middelnederlands en Nieuwnederlands
  • Oudnederlands van ± 700 tot 1150 na Christus
  • Middelnederlands van 1150 na Christus tot 1500 (na Christus) 
  • Nieuwnederlands = het Nederlands na 1500 --> spreken we nu nog!
Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu, wat unbidan we nu?'
'Alle vogels zijn al aan het nestelen, behalve ik en jij. Waar wachten we nog op?' 

Slide 13 - Slide

Verwant 
  • Heel grote families, zoals de Indo-Europese, komen bijna niet voor. 
  • Meer dan de helft van de ongeveer 140 taalfamilies in de wereld bestaat uit minder dan 10 talen. 
  • Er zijn ook een hoop talen die, voor zover we weten,  aan geen enkele andere taal verwant zijn. 
  • Op de kaart op de volgende dia is globaal te zien hoe de verschillende taalfamilies over de wereld zijn verspreid.

Slide 14 - Slide

Hoe evolueren talen?

  • Talen die aan elkaar verwant zijn, gaan na verloop van tijd vaak steeds meer van elkaar verschillen. 
  • Het Nederlands is bijvoorbeeld een verre neef van het Hindi, maar de overeenkomsten zijn op het eerste gezicht ver te zoeken. 
  • Die grote verschillen ontstaan doordat talen                              constant aan het veranderen zijn. 
  • Dat gebeurt op alle niveaus, van klanken tot 
  • woorden, uitdrukkingen en grammatica.

Slide 15 - Slide

Waarom veranderen talen? 
  • Allerlei oorzaken, zoals migratie en kolonisatie. 
  • Als groepen zich afsplitsen en naar een nieuw gebied trekken, begint hun taal zich onafhankelijk van die van de achterblijvers te ontwikkelen 
  • Verandering vaak ook onder invloed van                        talen die al door andere bewoners van het                 nieuwe gebied worden gesproken.

Slide 16 - Slide

 Taalcontact niet de enige oorzaak van taalverandering
  • Sprekers proberen bijvoorbeeld (onbewust) hun taal zo simpel en regelmatig mogelijk te maken. --> Meervoudsvorm musea steeds vaker vervangen door de vorm museums, door net als bij veel andere meervoudsvormen gewoon een -s achter het woord te plakken. 
  • Verandering komt vaak van onderaf de taal binnen:                           ze beginnen in spreektaal en worden meestal veel                          later pas als correct gezien.

Slide 17 - Slide

Contact met andere talen zorgt vaak voor taalverandering.
  • Ook in het Nederlands. 
  • Veel invloeden uit het Marokkaans-Arabisch en het Surinaamse Sranan Tongo te herkennen in straattaal.
  • Woorden als ewa (hallo), doekoe (geld), faka (hoe gaat het?), fissa (feest) en tfoe (lelijk/gadver) lijken steeds meer hun                         weg te vinden naar het Standaardnederlands.

Slide 18 - Slide

Straattaal
Hé mattie, fa waka? Mag ik die kapot lauwe patas van je lenen? Ik ga chillen met m´n matties en dan kan ik niet met kapot gare aankomen. Schiet ff op, anders krijg je baffoes op je noso (nossoe). Ik ga namelijk zo loesoe en dan blaas ik em op mijn scooba, zodat ik nog een beetje op tijd ben. Wat balhaar, mag ik je patas alleen lenen als ik je shagga geef? Fa2 (fattoe) zeker. Dat is skeer, bander, je hebt zeker geen doekoe om zelf shagga te regelen.
Hé gozer, hoe gaat het? Mag ik die supergave schoenen van je lenen? Ik heb met m’n vrienden afgesproken en dan kan ik niet met superlelijke aankomen. Schiet even op, anders sla ik je op je neus. Ik ga er namelijk zo vandoor en dan rijd ik flink door op mijn scooter, zodat ik nog een beetje op tijd ben. Wat sukkel, mag ik je schoenen alleen lenen als ik shag geef? Grapje, zeker. Dat is armoedig, sukkel, je hebt zeker geen geld om zelf shag te regelen.

Slide 19 - Slide

Natuurlijke talen en kunsttalen
Natuurlijke taal: 
Door de eeuwen heen ontstaan en gegroeid, bijvoorbeeld Nederlands

Kunsttaal: 
Bedacht door mensen, bijvoorbeeld Esperanto

Slide 20 - Slide

Waarom kunsttalen?
Al honderden jaren bedenken mensen zelf talen...

  • ... om problemen met internationale communicatie op te lossen.
  • ... omdat sommige natuurlijke talen zijn moeilijk om te leren.
  • ... om volken dichter bij elkaar te brengen.

Slide 21 - Slide

La ŝalmisto de Hamelin
ŝalmisto spreek je uit als 'sjalmisto' = fluitspeler
Als je meer dan 1 Europese taal een beetje kent (zoals: Nederlands, Engels, Frans en Duits) kun je het al aardig volgen.

Video waarin het verhaal van de Rattenvanger van Hamelen wordt verteld in Esperanto. Je krijgt hulp bij het begrijpen:
  • Duidelijke plaatjes 
  • De tekst lees je mee 
  • De verteller is vaak in beeld en spreekt heel duidelijk 

Na deze video weet je waarschijnlijk al hoe het
meervoud gemaakt wordt en hoe je ‘niet’ zegt.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Je eigen taal!
  • Je bedenkt een eigen taal op basis van de vragen die jullie de vorige les beantwoord hebben.

Noteer de volgende dingen boven de opdracht (Google documenten):

  • Je bedenkt een meervoudsvormen ( bv: in Esperanto is dat een 'j' achter het woord).
  • Je bedenkt een vorm voor de verleden tijd van werkwoorden (bv: verandert een klinker of komt er iets achter een de ik-vorm).
  • Je bedenkt hoe je bijvoorbeeld 'niet' verwerkt in jullie taal (bv  Nederlands: on = niet (onnodig) of loos = zonder (respectloos)/ Engels is 'dis' zonder/niet (disrespectful)

De opdracht (staat ook in de Classroom):
  • Je schrijft samen met je klasgenoot een verhaaltje van vijf zinnen over het taalproject in jullie nieuwe taal.
  • Je schrijft er ook een vertaling bij, zodat we het allemaal kunnen begrijpen.

Slide 24 - Slide

Google documenten
  • Google Classroom
  • Opdracht bekijken
  • Toevoegen - maken
  • Google document --> geef je document een naam
--> opdracht maken (komt op je eigen Drive te staan)
Beginnen met: (mag niet hetzelfde zijn als bij de andere woorden en mijn voorbeeld mag je niet gebruiken!)
Meervoud: een + achter het woord
Verleden tijd: 'st' achter het werkwoord in de tegenwoordige tijd
Niet: een - voor en achter het woord
  • Klaar --> inleveren (rechts boven)
Voorbeeld:
Voor Nederlands hadden we en hadden we voor Nederlands...
For    blabla          dahst    ur  ok dahst     ur   for    blabla

Slide 25 - Slide

Werk voor deze les + huiswerk: 

Je eigen taal
  • Je bedenkt een eigen taal op basis van de vragen die jullie de vorige les beantwoord hebben.
  • Je denkt ook na over meervoudsvormen, verleden tijd van werkwoorden en voltooid deelwoorden en hoe je bijvoorbeeld 'niet' verwerkt in jullie taal.
  • Je schrijft samen met je klasgenoot een verhaaltje van  vijf zinnen over het taalproject in jullie nieuwe taal
  • Je schrijft er ook een vertaling bij, zodat we het allemaal 
  • kunnen begrijpen).
  • Je levert je opdracht in Google Classroom in.


timer
15:00

Slide 26 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet je hoe talen kunnen veranderen
  • weet je hoe een kunsttaal ontstaat
  • heb je nagedacht over je eigen kunsttaal

Slide 27 - Slide

Ik weet hoe taal verandert en weet hoe een kunsttaal ontstaat.

😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 29 - Open question

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 30 - Open question