EVE Klas 2 Leesvaardigheid: Feiten, meningen en argumenten

Feiten, meningen
en argumenten
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Feiten, meningen
en argumenten

Slide 1 - Slide

Check-in:
Hoe voel je je op dit moment?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Aan het eind van de les:
  • Je weet wat een feit/mening/argument/conclusie is
  • Je kan een feit/mening/argument/conclusie herkennen
  • Je kunt bij elke een signaalwoord noemen

Belangrijk omdat
  • Feiten en meningen kunnen herkennen in het dagelijks leven.
    > Weten wat ''echt'' is en wanneer een mening "verpakt" wordt als feit

Slide 3 - Slide

Wat is volgens jou het verschil tussen een feit en een mening?

Slide 4 - Mind map

Uitleg
  • Feit = staat vast



  • Mening = persoonlijk, wat iemand ergens van vindt


  • Argument = uitleg waarom je iets vindt of waarom iets zo is

  • Conclusie = herhalen van mening/feiten en argumenten

Slide 5 - Slide

Signaalwoorden


Slide 6 - Slide

6

Slide 7 - Video

00:22
Meer dan de helft van de Nederlanders is nog steeds fan
A
Feit
B
Mening
C
Argument
D
Conclusie

Slide 8 - Quiz

00:40
Ik denk het niet. Natuurlijk wel, doe eens normaal.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
D
Conclusie

Slide 9 - Quiz

08:32
Wat is de mening van dit meisje? En welk argument geeft zij hierbij?

Slide 10 - Open question

08:46
Welke mening heeft dit meisje? Welk argument geeft ze hierbij?

Slide 11 - Open question

09:27
Zo zijn in Griekenland en Italië vorige eeuw koningshuizen weggestemd met een referendum.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
D
Conclusie

Slide 12 - Quiz

09:50
Waar zou jij staan op die grafiek?
A
Monarchie
B
Republiek

Slide 13 - Quiz

Stelling: Je moet zelf kunnen bepalen wanneer in het schooljaar je op vakantie gaat
  • Denk na over je mening en noem hierbij minimaal 1 argument (1 minuut)
  • Deel jouw mening en argument met buur (1 minuut)
  • Rood (oneens)/groen (eens): Beargumenteer jouw mening
  • Kijktip: Welk argument geeft...? Stel een verdiepende vraag
timer
1:00

Slide 14 - Slide

Aan de slag!
Wat? NN lezen H1 feiten, mening en argumenten
Hoe? NN online
Tijd? 15 minuten
Hulp? Je gaat zelfstandig aan de slag. Bij vragen kom ik langs. 
Klaar? Bezig met Nieuwsbegrip week 12/ Fictie E Poëzie 
timer
15:00

Slide 15 - Slide

Wat weet je nu?
  • Feit: Is controleerbaar
  • Mening: Wat iemand vindt, niet controleerbaar
  • Argument: Onderbouwt een mening
  • Conclusie: Herhalen van feiten/meningen en argumenten
Signaalwoorden
  • Mening: Ik vind, hij/zij vindt, Ik ben van mening dat..
  • Argument: want, namelijk, omdat
  • Conclusie: dus, concluderend, dat betekent dat... 


Slide 16 - Slide


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof

Slide 17 - Poll

Ik kan goed onderscheid maken tussen feiten en meningen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Huiswerk

Slide 19 - Slide

Geef een voorbeeld van een feit + een mening met argument

Slide 20 - Open question

Feiten
  • Uitspraak over iets wat waar is of niet
  • Een feit is controleerbaar

Voorbeeld
De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt 50 euro kleedgeld per maand.
> Je kunt controleren of dit waar is. > Zoeken in de krant, op internet.

Slide 21 - Slide

Meningen
  • Wat iemand ergens van vindt
  • Een mening is niet controleerbaar
  • Je kunt het eens of oneens zijn met een mening
  • Je herkent een mening aan signaalwoorden: 

    Voorbeeld 

     Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen
  • Ik vind dat..
  • Zij/hij vindt dat..
  • Ik ben van mening dat..

Slide 22 - Slide

Argumenten
  • Een argument is een uitleg waarmee je een mening ondersteunt.
  • Je herkent een argument aan signaalwoorden:



    Voorbeeld

    Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zijn met geld omgaan (argument)
  • Want
  • Namelijk
  • Omdat
  1. Ik vind dit, omdat...
  2. Zij vindt dat, want...

Slide 23 - Slide

Feit
Mening
Er zijn 22 soorten aasgieren
Het heeft al een week niet geregend
Hij komt altijd op de fiets
Dat was een spannende film
Ik vind de zomer veel leuker
Zij vindt friet het allerlekkerst

Slide 24 - Drag question

Mensen kunnen door de oorlog in Oekraïne de hoge gasrekening amper betalen
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 25 - Quiz

Alle jongeren zijn lui
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 26 - Quiz

Dit weekend was het warmste weekend sinds de metingen.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 27 - Quiz

Omdat ik een goed cijfer wil halen, maak ik mijn huiswerk.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 28 - Quiz

Even oefenen 
Schrijf van de volgende zinnen, de argumenten op. 

  1. Ik vind geel een mooie kleur, want als ik die kleur zie word ik vrolijk. 
  2. Omdat hij een mooie stem heeft, vind ik de muziek van Frans Bauer leuk! 
  3. Zij vind het leuk om te sporten, want dan kan ze haar energie kwijt.


Slide 29 - Slide

Even oefenen (antwoorden)
Schrijf van de volgende zinnen, de argumenten op. 

  1. Ik vind geel een mooie kleur, want als ik die kleur zie word ik vrolijk
  2. Omdat hij een mooie stem heeft, vind ik de muziek van Frans Bauer leuk! 
  3. Zij vind het leuk om te sporten, want dan kan ze haar energie kwijt.


Slide 30 - Slide